The screen of this device is too small to show the site.

Please view this site on a device with a width of more than 300px.
a-A


Psalm 107

1. Looft, looft de HEER gestadig
om zijn goedgunstigheid.
De HERE is genadig
tot in der eeuwigheid.
Wie Hij heeft thuisgebracht
uit alle hemelstreken,
verlost uit vreemde macht
die mogen thans zo spreken.
2. Zij dwaalden door woestijnen
en leden hongersnood
De dorst deed hen verkwijnen,
geen stad die uitkomst bood.
Maar toen zij, bang van hart
hun nood de HERE schreiden
verdreef Hij angst en smart
en redde hen uit lijden.
3. Hij deed hen veilig treden
op effen, ruime baan.
Hij deed hen vaste steden
als woonplaats binnengaan.
Loof nu de HEER verblijd
om 't wonder van zijn gaven,
die brood in nood bereidt,
de dorstigen wil laven.
4. Zij die Gods woord verachtten,
des Allerhoogsten raad,
moesten in boeien smachten
en vonden nergens baat.
Maar toen zij, bang van hart,
hun nood de HERE schreiden,
verdreef Hij angst en smart
en redde hen uit lijden.
5. Hij wilde hen geleiden
uit donkerheid en dood,
van banden hen bevrijden
en redden uit de nood.
Looft nu de HEER verblijd
om 't wonder van zijn gaven,
die bronzen deuren splijt,
verbreekt de ijzren staven.
6. Zij die door grote zonden
gepijnigd tot de dood,
Gods straffen ondervonden,
zijn gruwden zelfs van brood.
Maar toen zij, bang van hart
hun nood de HERE schreiden
verdreef Hij angst en smart
en redde hen uit lijden.
7. Zij hebben ondervonden
hoe God genezing gaf.
Hij heeft zijn woord gezonden,
dat redde van het graf.
Looft om zijn gunst de HEER,
die wonderen bewerkte.
Brengt offers tot zijn eer
bejubelt blij zijn sterkte.
8. Er waren handelaren
op schepen, rijk bevracht.
De HEER deed hun ervaren
zijn wonderwerk, zijn macht.
God sprak - en op zijn woord
verhieven zich orkanen.
Hij joeg de golven voort
en striemde oceanen.
9. Zijn rezen tot de wolken.
Weg was hun wijs beleid.
Zij zonken in de kolken,
hun scheen de dood bereid.
Maar toen zij, bang van hart,
hun nood de HERE schreiden,
verdreef Hij angst en smart
en redde hen uit lijden.
10. God deed de winden keren,
de golven werden stil.
Zij kregen hun begeren:
een thuiskomst naar Gods wil.
Looft nu de HEER verblijd
om al zijn wonderdaden.
Vereert Hem toegewijd,
daar waar het volk vergadert.
11. Van beken en van stromen
maakt Hij een dorstig land.
De bron waaruit zij komen,
wordt een woestijn van zand.
Het vruchtbaar akkerland
maakt Hij tot zilte gronden.
Zo slaat Hij met zijn hand
de mensen om hun zonden.
12. God maakt zelfs woestenijen
tot goed bewoonbaar land,
waar mens en vee gedijen
en waar men zaait en plant.
De HEER, die zegen geeft,
vervult het land met kindren.
Hij, die de macht ook heeft,
zijn gaven te vermindren.
13. God zal de groten treffen,
zodat hen elk veracht,
nooddruftigen verheffen,
doen groeien hun geslacht.
Zie hoe het onrecht zwijgt.
Wie wijs is, zal God prijzen,
omdat hij inzicht krijgt
in 's HEREN gunstbewijzen.