Loading...
1. | Hoort, zonen, de tucht van een vader, en weest opmerkzaam, om inzicht te verkrijgen, |
2. | Want ik geef u goede leer; verlaat mijn onderwijzing niet. |
3. | Want toen ik nog als zoon bij mijn vader was, teder en een enig kind voor het aangezicht van mijn moeder, |
4. | Onderwees hij mij en zeide tot mij: Laat uw hart mijn woorden vasthouden onderhoud mijn geboden, opdat gij moogt leven. |
5. | Verwerf wijsheid, verwerf inzicht, vergeet niet en wijk niet af van de woorden mijns monds. |
6. | Verlaat haar niet, dan zal zij u bewaren, heb haar lief, dan zal zij u behoeden. |
7. | Het begin der wijsheid is: verwerf wijsheid en verwerf inzicht bij al wat gij bezit. |
8. | Houd haar hoog, dan zal zij u verheffen, zij zal u tot eer brengen, wanneer gij haar zult omhelzen. |
9. | Zij zal een liefelijke krans om uw hoofd leggen, een sierlijke kroon zal zij u schenken. |
10. | Hoor, mijn zoon, en neem mijn woorden aan, opdat uw levensjaren talrijk worden. |
11. | Ik onderricht u in de weg der wijsheid, ik doe u treden op rechte paden. |
12. | Bij uw wandelen zal uw schrede niet belemmerd worden, wanneer gij loopt, zult gij niet struikelen. |
13. | Houd vast aan de tucht, laat haar niet los, bewaar haar, want zij is uw leven. |
14. | Kom niet op het pad der goddelozen, betreed de weg der bozen niet. |
15. | Mijd die, ga er niet over; wijk ervan af en ga voorbij. |
16. | Want zij kunnen niet slapen, wanneer zij geen kwaad kunnen doen; hun slaap wordt hun ontnomen, wanneer zij niet iemand kunnen doen struikelen; |
17. | Want zij eten brood der goddeloosheid en drinken wijn van gewelddadigheid. |
18. | Maar het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot de volle dag. |
19. | De weg der goddelozen is als duisternis; zij weten niet, waarover zij kunnen struikelen. |
20. | Mijn zoon, sla acht op mijn woorden, neig uw oor tot mijn uitspraken; |
21. | Laat ze niet wijken uit uw ogen, bewaar ze diep in uw hart. |
22. | Want zij zijn leven voor wie ze vinden, genezing voor hun ganse lichaam. |
23. | Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de oorsprongen des levens. |
24. | Doe weg van u de valsheid van mond en houd ver van u de verkeerdheid der lippen. |
25. | Laten uw ogen voorwaarts blikken en uw oogopslag rechtuit zijn. |
26. | Laat uw voet een effen pad inslaan en laten al uw wegen vast zijn. |
27. | Wijk noch ter rechter, noch ter linkerhand af, houd uw voet verwijderd van het kwade. |