Loading...
1. | Voor de koorleider. Op de wijze van: De dood van de zoon. Een psalm van David. |
2. | Ik zal U loven, Here, met mijn ganse hart, ik wil al uw wonderen verhalen; |
3. | In U wil ik mij verheugen en juichen, uw naam psalmzingen, o Allerhoogste, |
4. | Nu mijn vijanden terugdeinzen, struikelen en vergaan voor uw aangezicht. |
5. | Want mijn pleitzaak en mijn geding hebt Gij berecht, als rechtvaardig rechter de rechterstoel bestegen. |
6. | Gij hebt de volken gedreigd, de goddelozen te gronde gericht, hun naam hebt Gij uitgewist voor altoos en immer; |
7. | De vijanden zijn weg (eeuwige puinhopen), want steden hebt Gij verwoest, zelfs hun gedachtenis is vergaan. |
8. | Maar de Here zetelt voor eeuwig, zijn rechterstoel heeft Hij ten gerichte gezet; |
9. | Ja, Hij oordeelt de wereld in gerechtigheid, Hij richt de natien in rechtmatigheid. |
10. | Daarom is de Here een burcht voor de verdrukte, een burcht in tijden van nood. |
11. | Daarom vertrouwen op U wie uw naam kennen, want Gij hebt nooit verlaten wie U zoeken, o Here. |
12. | Psalmzingt de Here, die op Sion woont, verkondigt onder de volken zijn daden. |
13. | Want Hij, die de bloedschuld wreekt, gedenkt hunner, het geroep der ellendigen vergeet Hij niet. |
14. | Wees mij genadig, Here; zie mijn ellende, door mijn haters mij berokkend, Gij die mij opheft uit de poorten des doods, |
15. | Opdat ik verhale al uw roemrijke daden, in de poorten der dochter van Sion juiche over uw heil. |
16. | De volken zijn verzonken in de kuil die zij dolven; in het net dat zij verborgen, raakte hun voet verward. |
17. | De Here deed Zich kennen, Hij handhaafde het recht; in het werk van zijn handen is de goddeloze verstrikt. higgajon, [sela] |
18. | De goddelozen keren om naar het dodenrijk, al de volken die God vergeten. |
19. | Want niet voorgoed blijft de arme vergeten, niet voor immer gaat de hoop der ootmoedigen teloor. |
20. | Sta op, Here, laat de sterveling niet zegepralen, laat de volken voor uw aanschijn gericht worden. Jaag hun schrik aan, Here, zodat de volken erkennen, dat zij stervelingen zijn. [sela] |