Loading...
1. | Hoor, o God, mijn stem in mijn klagen, behoed mijn leven voor de verschrikking van de vijand; |
2. | Verberg mij voor de raadslag van de boosdoeners, voor het woelen van de bedrijvers van ongerechtigheid, |
3. | Die hun tong wetten als een zwaard, die hun pijl aanleggen (een bitter woord) |
4. | Om in het verborgene op de onschuldige te schieten; plotseling schieten zij op hem, zonder iets te ontzien. |
5. | Zij verstouten zich tot een boos stuk, zij spreken ervan strikken te verbergen; zij zeggen: Wie ziet ze? |
6. | Zij zinnen op euveldaden:` Wij zijn gereed, het plan is goed bedacht.` Ja, ieders binnenste en hart is ondoorgrondelijk. |
7. | Maar plotseling treft God hen met een pijl; daar zijn nu hun wonden. |
8. | Hun tong doet hen over zichzelf struikelen; al wie naar hen ziet, schudt het hoofd. |
9. | Dan vrezen alle mensen en verkondigen Gods daad, en slaan acht op zijn werk. |
10. | De rechtvaardige zal zich in de Here verheugen en bij Hem schuilen, alle oprechten van hart zullen zich beroemen. |