Loading...
1. | O God, Gij zijt mijn God, U zoek ik, mijn ziel dorst naar U, mijn vlees smacht naar U, in een dor en dorstig land, zonder water. |
2. | Zo heb ik U in het heiligdom aanschouwd, ziende uw sterkte en uw heerlijkheid. |
3. | Want uw goedertierenheid is beter dan het leven; mijn lippen zullen U roemen. |
4. | Zo wil ik U prijzen mijn leven lang, in uw naam mijn handen opheffen. |
5. | Als met vet en merg word ik verzadigd, mijn mond looft met jubelende lippen, |
6. | Wanneer ik Uwer gedenk op mijn legerstede, in nachtwaken over U peins. |
7. | Want Gij zijt mij een hulp geweest, in de schaduw van uw vleugelen jubel ik. |
8. | Mijn ziel is aan U verkleefd, uw rechterhand houdt mij vast. |
9. | Maar wie mijn leven zoeken te verderven, zullen komen in de diepten der aarde. |
10. | Men zal hen overleveren aan de macht van het zwaard, zij zullen een prooi der vossen worden. Maar de koning zal zich in God verheugen; ieder die bij Hem zweert, zal zich beroemen, omdat de mond der leugensprekers wordt gestopt. |
11. | Voor de koorleider. Een psalm van David. |