Loading...
1. | Voor de koorleider. Van de Korachieten. Een psalm. |
2. | Alle gij volken, klapt in de handen, juicht Gode toe met jubelgeroep. |
3. | Want de Here, de Allerhoogste, is geducht, een groot Koning over de ganse aarde. |
4. | Hij brengt volken onder ons, natien onder onze voeten; |
5. | Hij kiest ons erfdeel voor ons uit, de trots van Jakob, die Hij liefheeft. [sela] |
6. | God is opgevaren onder gejuich, de Here onder bazuingeschal. |
7. | Psalmzingt Gode, psalmzingt, psalmzingt onze Koning, psalmzingt! |
8. | Want God is de Koning der ganse aarde, psalmzingt met een kunstig lied. |
9. | God regeert over de volken, God is gezeten op zijn heilige troon. De edelen der volken zijn bijeenvergaderd, als volk van Abrahams God. Want Godes zijn de schilden der aarde; Hij is hoog verheven. |