Loading...
1. | Voor de koorleider. Een psalm van David. |
2. | Here, over uw macht verheugt zich de koning, hoezeer juicht hij over uw heil. |
3. | Zijn hartewens hebt Gij hem geschonken, de begeerte van zijn lippen hebt Gij niet geweigerd. [sela] |
4. | Want Gij treedt hem tegemoet met rijke zegeningen. Gij zet een kroon van fijn goud op zijn hoofd. |
5. | Leven vroeg hij van U; Gij gaaft het hem, lengte van dagen voor altoos en immer. |
6. | Groot is zijn eer door uw heil, majesteit en luister hebt Gij hem toebedeeld; |
7. | Want Gij maakt hem rijk gezegend voor immer. Gij overstelpt hem met blijdschap voor uw aangezicht. |
8. | Want de koning vertrouwt op de Here en door de goedertierenheid des Allerhoogsten wankelt hij niet. |
9. | Uw hand zal al uw vijanden vinden, uw rechterhand zal uw haters vinden. |
10. | Gij zult hen maken als een vurige oven ten tijde dat Gij verschijnt, o Here. In zijn toorn zal Hij hen verslinden, en het vuur zal hen verteren; |
11. | Hun kroost zult Gij van de aarde verdelgen en hun nageslacht uit de mensenkinderen. |
12. | Als zij onheil over u willen brengen, boze plannen beramen, vermogen zij niets. |
13. | Ja, Gij zult hen de rug doen keren, met de pees van uw boog legt Gij aan op hun gelaat. Verhef U, o Here, in uw kracht, wij willen uw sterkte met psalmen bezingen. |