Loading...
1. | Een leerdicht van David, toen hij in de spelonk was. Een gebed. |
2. | Met luider stem roep ik tot de Here, met luider stem smeek ik de Here; |
3. | Ik stort mijn klacht voor zijn aangezicht uit, ik maak Hem mijn benauwdheid bekend. |
4. | Wanneer mijn geest in mij versmacht, kent Gij mijn pad. Op de weg die ik ga, verbergen zij mij een strik; |
5. | Schouw ik naar rechts en zie ik uit; niemand ziet naar mij om. Is mij de toevlucht ontvallen; niemand vraagt naar mij. |
6. | Tot U roep ik, Here; ik zeg: Gij zijt mijn schuilplaats, mijn deel in het land der levenden. |
7. | Sla acht op mijn smeken, want ik ben zeer verzwakt; red mij van mijn vervolgers, want zij zijn sterker dan ik. Voer mij uit de kerker, opdat ik uw naam love; de rechtvaardigen zullen mij omringen, wanneer Gij mij weldoet. |