Loading...
1. | Voor de koorleider. Een psalm van David. |
2. | Red mij, o Here, van de boze mensen, bewaar mij voor de mannen van het geweld, |
3. | Die boze dingen in hun hart beramen, de ganse dag strijd verwekken; |
4. | Zij hebben hun tong gescherpt als een slang, addervergif is onder hun lippen. [sela] |
5. | Behoed mij, o Here, voor de handen van de goddelozen, bewaar mij voor de mannen van het geweld, die zich voornemen mij de voet te lichten. |
6. | Hovaardigen verborgen voor mij een strik en koorden, zij spanden een net langs het pad, zetten vallen voor mij op. [sela] |
7. | Ik zeg tot de Here: Gij zijt mijn God, neem ter ore, o Here, mijn luide smekingen. |
8. | Here Here, Sterkte mijner verlossing, Gij beschermt mijn hoofd ten dage van de strijd. |
9. | O Here, willig de begeerten van de goddeloze niet in, laat zijn aanslag niet gelukken, wanneer zij zich verheffen. [sela] |
10. | Het venijn van wie mij omringen, het onheil van hun lippen moge hen overdekken, |
11. | Gloeiende kolen mogen op hen neerdalen. Hij doe hen vallen in het vuur, in kuilen, zodat zij niet weder opstaan. |
12. | De kwaadspreker moge niet bestaan in het land, het onheil vange ijlings de man van het geweld. |
13. | Ik weet, dat de Here het geding van de ellendige berecht, de pleitzaak der armen. Waarlijk, de rechtvaardigen zullen uw naam loven, de oprechten zullen voor uw aangezicht wonen. |