Loading...
1. | Voor de koorleider. Van David. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij bedrijven gruwelijke en afschuwelijke misdaden, niemand is er, die goed doet. |
2. | De Here ziet neder uit de hemel op de mensenkinderen, om te zien, of er een verstandig is, een, die God zoekt. |
3. | Allen zijn zij afgeweken, tezamen ontaard; er is niemand die goed doet, zelfs niet een. |
4. | Hebben zij dan geen kennis, al die bedrijvers van ongerechtigheid die mijn volk opeten, als aten zij brood? De Here roepen zij niet aan. |
5. | Daar overvalt hen de schrik, want God is bij het rechtvaardig geslacht. |
6. | Het voornemen van de ellendige kunt gij wel beschamen, maar de Here is zijn toevlucht. |
7. | Och, dat uit Sion Israels redding daagde! Als de Here een keer brengt in het lot van zijn volk, dan zal Jakob juichen, Israel zich verheugen. |