Loading...
1. | Een bedevaartslied. Zij hebben mij ten zeerste benauwd van mijn jeugd aan, (zegge nu Israel) |
2. | Zij hebben mij ten zeerste benauwd van mijn jeugd aan, maar zij hebben mij niet overmocht. |
3. | Ploegers ploegden op mijn rug, zij trokken hun voren lang. |
4. | De Here, die rechtvaardig is, heeft doorgehouwen de touwen der goddelozen. |
5. | Beschaamd zullen worden en terugdeinzen allen die Sion haten; |
6. | Zij zullen zijn als gras op de daken, dat verdort, eer men het uittrekt, |
7. | Waarmee de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm; |
8. | Zodat wie voorbijgaan, niet zeggen: Des Heren zegen zij met u, wij zegenen u in de naam des Heren. |