Loading...
1. | Een gebed van een ellendige, wanneer hij bezwijkt en voor de Here zijn klacht uitstort. |
2. | Here, hoor mijn gebed, laat mijn hulpgeroep tot U komen; |
3. | Verberg uw aangezicht niet voor mij ten dage dat het mij bang te moede is; neig uw oor tot mij; ten dage dat ik roep, antwoord mij haastelijk. |
4. | Want mijn dagen verdwijnen als rook, mijn gebeente gloeit als een vuurhaard; |
5. | Mijn hart is verzengd en verdord als gras, want ik vergat mijn brood te eten. |
6. | Vanwege mijn luide zuchten kleeft mijn gebeente aan mijn vlees; |
7. | Ik ben gelijk aan een pelikaan in de woestijn, ik ben als een steenuil te midden der puinhopen; |
8. | Ik ben slapeloos, ik gelijk op een eenzame vogel op het dak. |
9. | Mijn vijanden smaden mij de ganse dag, wie tegen mij razen, gebruiken mijn naam als vloek; |
10. | Want ik eet as als brood en vermeng mijn drank met tranen |
11. | Vanwege uw toorn en uw verbolgenheid, omdat Gij mij hebt opgenomen en neergeworpen. |
12. | Mijn dagen zijn als een langgerekte schaduw, en ik verdor als gras. |
13. | Maar Gij, o Here, troont voor eeuwig, uw naam blijft van geslacht tot geslacht. |
14. | Gij zult opstaan, U over Sion erbarmen, want het is tijd haar genadig te zijn, want de bepaalde tijd is gekomen; |
15. | Want uw knechten hebben behagen in haar stenen, zij hebben deernis met haar puin. |
16. | Dan zullen de volkeren de naam des Heren vrezen, alle koningen der aarde uw heerlijkheid, |
17. | Wanneer de Here Sion heeft gebouwd, en verschenen is in zijn heerlijkheid, |
18. | Zich heeft gewend tot het gebed van de berooid en hun gebed niet heeft veracht. |
19. | Dit worde opgeschreven voor een volgend geslacht, en het volk dat geschapen zal worden, zal de Here loven; |
20. | Want Hij heeft uit zijn heilige hoogte neergezien, de Here heeft uit de hemel op aarde geschouwd, |
21. | Om het zuchten der gevangenen te horen, om de ten dode gedoemden te bevrijden; |
22. | Opdat men de naam des Heren in Sion vertelle, en zijn lof in Jeruzalem, |
23. | Wanneer de volken altegader en de koninkrijken zich zullen verzamelen om de Here te dienen. |
24. | Hij heeft op de weg mijn kracht gebroken, mijn dagen verkort. |
25. | Ik zeg: Mijn God, neem mij niet weg op de helft mijner dagen, Gij, wiens jaren duren door alle geslachten heen. |
26. | Gij hebt voormaals de aarde gegrondvest, en de hemel is het werk uwer handen; |
27. | Die zullen vergaan, maar Gij houdt stand, zij alle zullen verslijten als een kleed, Gij verwisselt ze als een gewaad, en zij verdwijnen; |
28. | Maar Gij blijft dezelfde, aan uw jaren komt geen einde. De kinderen uwer knechten zullen veilig wonen, hun nageslacht zal voor uw aangezicht blijven bestaan. |