The screen of this device is too small to show the site.

Please view this site on a device with a width of more than 300px.
a-A

Hgld. 7 NBG Hooglied 7


1. Hoe schoon zijn uw schreden in de sandalen, vorstendochter! De welvingen van uw heupen zijn als sieraden, werk van meesterhanden.
2. Uw navel is een welgerond bekken, waaraan geen gemengde wijn ontbreke; uw schoot is een tarwehoop, omzoomd met lelien.
3. Uw beide borsten zijn als tweelingjongen van gazellen.
4. Uw hals is als de ivoren toren, uw ogen zijn als de vijvers van Chesbon bij de poort Batrabbim, uw neus is als de toren van de Libanon, uitziende op Damascus.
5. Uw hoofd op u is als de Karmel, uw haardos is als purper: een Koning is gevangen in die lokken.
6. Hoe schoon zijt gij, liefde; hoe heerlijk onder wat men verlangen kan!
7. Ja, uw ranke gestalte is als een palm, en uw borsten zijn als dadeltrossen.
8. Ik zeide: Ik wil die palm beklimmen en zijn vruchtentrossen plukken. Mogen uw borsten als druiventrossen zijn, de geur van uw adem zij als appels,
9. Uw verhemelte als de kostelijkste wijnÆ’ die regelrecht mijn geliefde toestroomt, en in zijn slaap naar zijn lippen vloeit.
10. Van mijn geliefde ben ik, en naar mij gaat zijn begeerte uit.
11. Kom, mijn geliefde, laten wij uitgaan naar het veld, laten wij vernachten tussen de hennabloemen.
12. Laten wij vroeg naar de wijngaarden gaan en zien of de wijnstok uitbot, of de bloesems zijn opengesprongen, de granaten bloeien. Daar zal ik u mijn liefde geven.
13. De liefdesappelen geven hun geur, en bij onze deuren groeien allerlei kostelijke vruchten, jonge en oude: ik heb ze voor u, mijn geliefde, bewaard.