Loading...
1. | Want over de dienst, die gij de heiligen betoont, u nog te schrijven, acht ik overbodig; |
2. | want ik weet van uw bereidvaardigheid, op grond waarvan ik bij de Macedoniers over u roem, dat Achaje sinds verleden jaar gereed staat, en uw ijver heeft de meesten (tot navolging) geprikkeld. |
3. | Doch ik zend deze broeders, opdat onze roem over u in deze aangelegenheid niet ongegrond blijke, maar gij gereed moogt zijn, zoals ik erover sprak, |
4. | opdat niet, indien er Macedoniers met mij zouden medekomen en zij u niet gereed zouden vinden, wij om niet te zeggen: gij in deze stellige verwachting zouden beschaamd worden. |
5. | Ik achtte het dus noodzakelijk de broeders op te wekken, van tevoren tot u te gaan en uw vroeger toegezegde milde gave vooraf in gereedheid te brengen zodat zij klaar ligt als een milde gave en niet als een afgeperste gift. |
6. | (Bedenkt) dit: wie karig zaait, zal ook karig oogsten, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten. |
7. | En ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief. |
8. | En God is bij machte alle genade in u overvloedig te schenken, opdat gij, in alle opzichten te allen tijde van alles genoegzaam voorzien, in alle goed werk overvloedig moogt zijn, |
9. | gelijk geschreven staat: Hij heeft uitgedeeld, aan de armen gegeven, zijn gerechtigheid blijft in eeuwigheid. |
10. | Hij nu, die zaad verschaft aan de zaaier en brood tot spijze, zal u uw zaaisel verschaffen en vermeerderen, en het gewas uwer gerechtigheid doen opschieten, |
11. | terwijl gij in alles verrijkt wordt tot alle onbekrompenheid, welke door onze bemiddeling dankzegging aan God bewerkt. |
12. | Want het dienstbetoon met deze ondersteuning draagt niet alleen bij tot de behoeften der heiligen, maar het is ook overvloedig door vele dankzeggingen aan God. |
13. | Want door dit duidelijk blijk van hulpbetoon prijzen zij God om uw gehoorzaam belijden van het evangelie van Christus en om uw onbekrompen delen met hen en met allen, |
14. | terwijl zij ook in hun gebed het verlangen naar u uitspreken om de buitengewone genade Gods, die op u rust. |
15. | Gode zij dank voor zijn onuitsprekelijke gave! |