The screen of this device is too small to show the site.

Please view this site on a device with a width of more than 300px.
a-A

1Sam. 7 NBG 1Samuël 7


1. De mannen van Kirjatjearim kwamen, voerden de ark des Heren mee en brachten haar in het huis van Abinadab op de heuvel. En zijn zoon Elazar heiligden zij om voor de ark des Heren zorg te dragen.
2. Van de dag af, dat de ark in Kirjatjearim verbleef, verliep er een geruime tijd twintig jaar en het gehele huis Israels achtervolgde de Here met zijn klachten.
3. Toen zeide Samuel tot het gehele huis Israels: Indien gij u met uw gehele hart tot de Here bekeert, doet dan de vreemde goden en de Astartes uit uw midden weg en richt uw hart op de Here en dient Hem alleen; dan zal Hij u redden uit de macht der Filistijnen.
4. Daarop deden de Israelieten de Baals en de Astartes weg en dienden de Here alleen.
5. Toen zeide Samuel: Roept geheel Israel bijeen te Mispa; dan zal ik voor u tot de Here bidden.
6. Te Mispa bijeengekomen, putten zij water en goten het uit voor het aangezicht des Heren. Ook vastten zij op die dag en zeiden daar: Wij hebben tegen de Here gezondigd. En Samuel richtte de Israelieten te Mispa.
7. Toen de Filistijnen hoorden, dat de Israelieten zich verzameld hadden te Mispa, trokken de stadsvorsten der Filistijnen tegen Israel op. De Israelieten hoorden dit, en zij werden bevreesd voor de Filistijnen.
8. En de Israelieten zeiden tot Samuel: Laat niet na voor ons tot de Here, onze God, te roepen, opdat Hij ons verlosse uit de macht der Filistijnen.
9. Toen nam Samuel een melklam en offerde het in zijn geheel de Here tot een brandoffer. En toen Samuel voor Israel tot de Here riep, antwoordde de Here hem.
10. Terwijl Samuel bezig was het brandoffer te brengen, rukten de Filistijnen op ten strijde tegen Israel, maar de Here deed te dien dage machtig de donder rollen over de Filistijnen en bracht hen in verwarring, zodat zij tegen Israel de nederlaag leden.
11. De mannen van Israel trokken toen uit Mispa, vervolgden de Filistijnen en versloegen hen tot beneden Betkar.
12. En Samuel nam een steen en stelde die op tussen Mispa en Sen; hij gaf hem de naam Ebenhaezer, en zeide: Tot hiertoe heeft ons de Here geholpen.
13. Zo werden de Filistijnen vernederd en drongen het gebied van Israel niet meer binnen. De hand des Heren was tegen de Filistijnen al de dagen van Samuel,
14. En de steden die de Filistijnen aan Israel ontnomen hadden, kwamen opnieuw aan Israel, van Ekron af tot Gat toe; en Israel ontrukte het daarbij behorende gebied aan de macht der Filistijnen. Ook was er vrede tussen Israel en de Amorieten.
15. Samuel nu was richter over Israel, zolang hij leefde.
16. Hij maakte van jaar tot jaar een rondreis langs Betel, Gilgal en Mispa, en richtte Israel op al deze plaatsen;
17. Daarna keerde hij naar Rama terug, want daar was zijn huis en daar richtte hij Israel; en hij bouwde daar de Here een altaar.