The screen of this device is too small to show the site.

Please view this site on a device with a width of more than 300px.
a-A

Klaagl. 4 HSV Klaagliederen 4


1. aleph Hoe is het goud donker geworden, het goede, fijne goud veranderd! De stenen van het heiligdom liggen in het rond op de hoeken van alle straten!
2. beth De kostbare kinderen van Sion, eens gewaardeerd als zuiver goud, hoe worden zij nu beschouwd als aarden kruiken, het werk van pottenbakkershanden!
3. gimel Zelfs jakhalzen reiken hun jongen de borst, om ze te laten zuigen; maar de dochter van mijn volk is zo wreed geworden als struisvogels in de woestijn.
4. daleth De tong van de zuigeling kleeft aan zijn gehemelte van dorst. Kleine kinderen vragen om brood, niemand verstrekt het hun.
5. he Zij die eens lekkernijen aten, kwijnen nu weg op de straten; zij die eens met karmozijnrode stof vertrouwd waren, omarmen nu het vuil.
6. waw Groter is de ongerechtigheid van de dochter van mijn volk dan de zonde van Sodom, dat als in een ogenblik ondersteboven werd gekeerd, zonder toedoen van mensenhanden.
7. zain Haar aanzienlijksten waren reiner dan sneeuw, blanker dan melk, roder van lichaam dan robijnen; hun gestalte was gladder dan een saffier.
8. cheth Maar zwarter dan roet is nu hun gestalte, onherkenbaar zijn zij op de straten. Hun huid is ineengeschrompeld op hun beenderen, ze is verdord, ze is geworden als hout.
9. teth Zij die vielen door het zwaard zijn beter af dan zij die vielen door de honger, want als doorstoken kwijnen die weg omdat de velden niets opbrengen.
10. jod De handen van barmhartige vrouwen hebben hun eigen kinderen gekookt. Zij zijn hun tot voedsel geworden bij de ondergang van de dochter van mijn volk.
11. kaph De HEERE heeft Zijn grimmigheid ten uitvoer gebracht, Hij heeft Zijn brandende toorn uitgestort. Hij stak in Sion een vuur aan, dat haar fundamenten verteerde.
12. lamed De koningen van de aarde zouden het niet geloofd hebben, al de wereldbewoners evenmin, dat tegenstander of vijand zou komen binnen de poorten van Jeruzalem.
13. mem Het is vanwege de zonden van haar profeten, vanwege de ongerechtigheden van haar priesters, die in haar midden vergoten hebben het bloed van de rechtvaardigen.
14. nun Blind wankelden zij op de straten, met bloed besmet, zodat men hun kleren niet kon aanraken.
15. samech Ga opzij, onrein! riepen zij tot hen. Ga opzij! Ga opzij! Raak ons niet aan! Voorzeker, zij zijn weggevlogen, ja, weggezworven; men zei onder de heidenvolken: Zij mogen hier niet langer verblijven.
16. pe Het aangezicht van de HEERE heeft hen verstrooid. Hij zal hen voortaan niet meer aanzien. Zij hebben geen ontzag gehad voor de priesters, de oudsten hebben zij geen genade bewezen.
17. ain Voortdurend bezweken onze ogen, uitziend naar hulp voor ons. Tevergeefs. Op onze uitkijkposten keken wij uit naar een volk dat niet verlossen kon.
18. tsade Zij jaagden onze voetstappen na; wij konden op onze pleinen niet gaan. Nabij is ons einde, onze dagen zijn voorbij, voorzeker, ons einde is gekomen.
19. koph Onze vervolgers waren sneller dan arenden in de lucht! Op de bergen achtervolgden zij ons fel, in de woestijn legden zij een hinderlaag voor ons.
20. resj Onze levensadem, de gezalfde van de HEERE, is in hun kuilen gevangen, hij van wie wij gezegd hadden: in zijn schaduw zullen wij leven onder de heidenvolken!
21. sin Wees vrolijk en blij, dochter van Edom, sin die in het land Uz woont! De beker zal ook bij u langskomen: u zult dronken worden en ontbloot worden.
22. taw Uw ongerechtigheid zal voorbij zijn, dochter van Sion! Hij zal u niet meer in ballingschap voeren! Uw ongerechtigheid, dochter van Edom, zal Hij straffen! Hij zal uw zonden openbaren!