The screen of this device is too small to show the site.

Please view this site on a device with a width of more than 300px.
a-A


Psalm 55

1. O God, neem mijn gebed ter ore,
wil naar mijn bange smeking horen,
sla acht op mij, wil antwoord geven.
Bang zwerf ik rond, door hoon gewond.
De vijand scheldt en pleegt geweld.
In toorn belagen zij mijn leven.
2. Mijn hart krimpt, Heer, in doodsangst samen,
omdat de bozen kwaad beramen.
Ik word bestookt van alle zijden,
mijn vrees is groot in al mijn nood,
elk ogenblik beef ik van schrik,
mij overstelpen angst en lijden.
3. Kon iemand mij maar vleugels geven,
dan vloog ik heen, 'k verborg mijn leven.
Ik vluchtte weg om rust te vinden,
liet de woestijn mijn woonplaats zijn,
de wildernis waar 't veilig is,
een wijkplaats tegen storm en winden.
4. Verwar hun spraak, verdeel hen, Here,
laat niet de stad door hen regeren.
Geweld en twist zijn op haar muren,
op plein en straat heerst enkel kwaad,
bedriegerij voert heerschappij,
verdrukking moet zij steeds verduren.
5. Was het een vijand die mij smaadde,
van hem verdroeg ik wel het kwade,
maar 't is mijn vriend, die ik vertrouwde.
Wij prezen saam Gods grote naam
bij 't feestgedruis in 's Heren huis.
Het is de man op wie ik bouwde.
6. Laat dood en oordeel hen verdelgen,
het rijk der doden hen verzwelgen.
Sla wie zich boven mij verheffen.
Want in hun huis is boosheid thuis,
Hun hart is slecht, aan 't kwaad gehecht.
Moge de vloek hen levend treffen.
7. Ik roep mijn God aan al mijn dagen,
Hij luistert naar mij in mijn klagen.
Want Hij verlost en geeft mij vrede.
Van zware strijd word ik bevrijd.
Hij geeft mij kracht, zodat de macht
van velen mij niet zal vertreden.
8. God troont van oudsher, Hij doet allen
die onbekeerlijk zijn, eens vallen.
De boze breekt al zijn verbonden,
tot kwaad gereed schendt hij zijn eed,
zijn hart zoekt strijd, zijn tong misleidt
en is een zwaard om te verwonden.
9. Werpt op de HERE al uw zorgen:
uw leven is bij Hem geborgen.
Hij zal de zijnen staande houden.
Hij die u schraagt, uw leven draagt,
laat nimmer toe, wat men ook doe,
dat wie Hem vrezen wanklen zouden.
10. Maar, God, uw oordeel zal hen treffen
die zich op hun bedrog verheffen.
Geen levensavond zal aanschouwen
wie bloed vergiet, geen mens ontziet,
want U vergeldt al hun geweld.
Ik echter zal op U vertrouwen.