The screen of this device is too small to show the site.

Please view this site on a device with a width of more than 300px.
a-A


Psalm 148

1. Looft, halleluja, looft de HEER,
hoog in de hemel van zijn eer.
Looft Hem, die in de hoge troont,
gij engelen, die bij Hem woont.
Looft Hem, des HEREN legermachten,
gij die Hem dienst met al uw krachten.
Gij zon en maan, looft nu de HEER,
gij sterrenlichten, geeft Hem eer.
2. Geef, hoogste hemel, lof en prijs
aan God, de HEER, in zijn paleis.
Looft Hem, gij wateren, zo hoog
verzameld boven 's hemels boog.
Dat zij de naam en grootheid eren
van God, die schiep en blijft regeren.
Zijn hoog bevel bracht hen tot stand,
hun plaats en baan zijn in zijn hand.
3. Looft op de aarde dan de HEER.
Geeft, monsters van de zee, Hem eer.
Gij sneeuw en hagel, damp en gloed,
gij storm, die zijn bevelen doet.
Juicht, heuvels, bergen met uw stromen.
Juicht, alle vrucht- en cederbomen.
Gij wilde dieren en het vee.
en al wat kruipt en vliegt, juicht mee.
4. Looft God, gij vorsten overal,
looft, volken, Hem die heersen zal.
Gij koningen, bekleed met mach,
Gij richters die het recht betracht.
Looft, jonge mannen, looft de HERE,
looft, jonge vrouwen, brengt Hem ere.
Looft Hem, gij ouden met de jeugd,
weest samen in de HEER verheugd.
5. Looft, halleluja, looft te zaam
des HEREN hoogverheven naam.
De luister van zijn majesteit
ligt over alles uitgespreid.
Hij heeft zijn volk een hoorn verheven,
een lofzang Israël gegeven.
Dit volk is steeds nabij de HEER.
Looft halleluja, geeft Hem eer.