The screen of this device is too small to show the site.

Please view this site on a device with a width of more than 300px.
a-A


Psalm 126

1. Toen God ons weer naar Sion bracht
uit ballingschap en lijdensnacht,
toen was het ons als droomden wij,
wij lachten weer, wij waren vrij.
Verlost van heimwee en verlangen,
zong heel ons volk zijn jubelzangen.
Toen hieven zelfs de heidnen aan:
De HEER heeft hun iets groots gedaan.
2. De HEER heeft ons iets groots gedaan.
Hij liet zijn volk in vrijheid gaan.
Het kende toen geen droefheid meer,
God schonk aan ons de vreugde weer.
Heer, breng terug wie achterbleven,
wend U ons lot, doet ons herleven,
zoals in 't Zuiderland een vloed
de droge beek weer stromen doet.
3. WIE moeizaam hier met tranen zaait,
zal juichen als hij eenmaal maait.
Dan telt hij smart en moeite niet,
zijn klacht wordt tot een jubellied.
Wel gaat hij wenend langs de akker,
maar God roept het gezaaide wakker.
Dan keert de maaier blij naar huis,
hij brengt zijn gouden schoven thuis.