The screen of this device is too small to show the site.

Please view this site on a device with a width of more than 300px.
a-A


Psalm 122

1. Ik was verheugd, toen men mij zei:
Laat ons naar 't huis de HEREN gaan,
om voor God aangezicht te staan.
Kom ga, met ons en doe als wij.
Jeruzalem, dat ik bemin,
nu treden wij uw poorten in.
Daar staan, o Godsstad, onze voeten.
Jeruzalem is hecht gebouwd,
wel saamgevoegd, wie haar aanschouwt
zal haar als stad van vrede groeten.
2. De stammen, naar Gods naam genoemd,
gaan daarheen op, naar zijn bevel.
Een voorschrift is voor Israël,
dat elk des HEREN naam daar roemt.
Jeruzalem, dat ik bemin,
nu treden wij uw poorten in.
Uw vrede moge ons geleiden.
Want ook de zetels van het recht
van 't huis van David, 's HEREN knecht,
staan daar om onrecht te bestrijden.
3. Vraagt vrede voor Jeruzalem.
Dat wie u liefheeft en bemint,
binnen uw muren vrede vindt.
Rust zij er in uw burcht voor hem.
Jeruzalem, dat ik bemin,
nu treden wij uw poorten in.
Gods vrede moge u bezoeken:
om vriend en broeder spreek ik nu.
Om 's HEREN tempel binnen u
wil ik het goede voor u zoeken.