The screen of this device is too small to show the site.

Please view this site on a device with a width of more than 300px.
a-A


Doop kinderen

FORMULIER VOOR DE BEDIENING VAN DE HEILIGE DOOP AAN DE KINDEREN VAN DE GELOVIGEN

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

 

Leer over de doop

De leer over de doop is als volgt samen te vatten:

Ten eerste: wij en onze kinderen zijn in zonde ontvangen en geboren. Daarom rust Gods toorn op ons, zodat wij in het rijk van God niet kunnen komen, of wij moeten opnieuw geboren worden.

Dit leert ons de onderdompeling in en de besprenkeling met het water. Daardoor wordt ons de onreinheid van onze ziel voor ogen gesteld. Dit moet ons ertoe brengen, dat wij een afkeer krijgen van onszelf, ons voor God verootmoedigen en onze reiniging en ons behoud buiten onszelf zoeken.

Ps. 51:7, Joh. 3:3, Eze. 36:25-27, 1Kor. 6:11, Hand. 4:12

Ten tweede: de doop bevestigt en verzegelt ons de afwassing van onze zonden door Jezus Christus. Wij worden immers volgens het bevel van Christus gedoopt in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.

Wanneer wij gedoopt worden in de naam van de Vader, verklaart en verzegelt ons God de Vader, dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade sluit. Hij neemt ons tot zijn kinderen en erfgenamen aan en zal ons daarom van al het goede voorzien en al het kwade van ons weren of voor ons doen meewerken ten goede.

Wanneer wij gedoopt worden in de naam van de Zoon, verzekert de Zoon ons ervan, dat Hij ons in zijn bloed wast en reinigt van al onze zonden. Hij maakt ons een met Zichzelf in zijn dood en opstanding, zodat wij van onze zonden bevrijd en recht vaardig voor God gerekend worden.

Wanneer wij gedoopt worden in de naam van de Heilige Geest, verzekert de Heilige Geest ons door dit sacrament ervan, dat Hij in ons wonen wil en ons tot levende leden van Christus wil maken. Want Hij eigent ons toe wat wij in Christus hebben, namelijk de afwassing van onze zonden en de dagelijkse vernieuwing van ons leven. Zo zullen wij tenslotte volkomen rein in het eeuwige leven een plaats ontvangen temidden van de gemeente der uitverkorenen.

Hand. 22:16, Math. 28:19, Gen. 17:7, Rom. 8:15-17, Rom. 8:28, Hand. 2:38, 1Joh. 1:7, Rom. 6:4, Kol. 2:12, 1Kor. 6:19, Ef. 1:13, Ef. 5:27

Ten derde: omdat elk verbond twee delen heeft, namelijk een belofte en een eis, worden wij door God in de doop ook geroepen en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid. Dit betekent dat wij deze enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, aanhangen, vertrouwen en liefhebben met heel ons hart, met heel onze ziel, met heel ons verstand en al onze krachten. Het betekent ook dat wij met de wereld breken, onze oude natuur doden en godvrezend leven.
En wanneer wij soms uit zwakheid in zonden vallen, moeten wij aan Gods genade niet wanhopen en al evenmin in de zonden blijven liggen. Want de doop is een zegel en een volkomen betrouwbaar getuigenis dat wij een eeuwig verbond met God hebben.

Gen. 17:1, 17:2, Math. 22:37, Kol. 3:5-10, Ps. 103:17, 1Joh. 1:9, Rom. 6:1, 6:2, Jes. 54:10

 

Gronden voor de kinderdoop

Hoewel onze kinderen die alles niet begrijpen, mogen wij hen daarom toch niet van de doop uitsluiten.

Want evenals zij zonder het te weten deel hebben aan de veroordeling   in Adam, zo worden zij ook zonder het te weten in Christus uit genade tot Gods kinderen aangenomen.

Immers, wat God zegt tot Abraham, de vader van alle gelovigen, geldt ook voor ons en onze kinderen: Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten,

tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn (Gen. 17:7).

Dit verkondigt ook Petrus: Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal (Hand. 2:39).

Daarom heeft God onder het oude verbond bevolen de kinderen te besnijden: deze besnijdenis was een zegel van het verbond en van de gerechtigheid van het geloof. En Christus zelf heeft kinderen omhelsd, de handen opgelegd en gezegend.

Omdat nu, onder het nieuwe verbond, de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen is, moeten de jonge kinderen als erfgenamen van Gods rijk en van zijn verbond gedoopt worden. En de ouders zijn verplicht hun kinderen bij het opgroeien hun doop te leren verstaan.

Rom. 5:18, 5:19, Ps. 105:8, Gen. 17:10-13, Rom. 4:11, Mark. 10:14-16, Kol. 2:11, 2:12, Deut. 6:6, 6:7, 2Tim. 3:15

 

Gebed voor de doop

Laten wij nu Gods heilige naam aanroepen, om zo tot zijn eer, tot versterking van ons geloof en tot opbouw van de gemeente dit sacrament te bedienen.

Almachtige en eeuwige God, U bent het die naar uw rechtvaardig oordeel de ongelovige en onbekeerlijke wereld met de zondvloed gestraft hebt. Maar de gelovige Noach en de zijnen,

slechts acht zielen, hebt U in uw grote barmhartigheid gered en bewaard. U bent het die de hardnekkige Farao met al zijn volk in de Rode Zee deed verdrinken. Maar uw volk Israel hebt U daar droogvoets door geleid, waardoor U toen reeds de doop hebt aangeduid. Pleitend op uw grondeloze barmhartigheid, bidden wij U of U dit kind in genade wilt aannemen en het door uw Heilige Geest in uw Zoon Jezus Christus wilt inlijven. Laat het door de doop in Christus ’ dood begraven worden en ook met Hem opstaan in een nieuw leven. Geef dat het iedere dag zijn kruis bij het volgen van Christus blijmoedig zal dragen, door Hem aan te hangen met waar geloof, vaste hoop en vurige liefde. Laat het zo dit leven, dat toch niet anders is dan een voortdurend sterven, door uw beloften getroost verlaten. Geef dat het op de jongste dag voor de rechterstoel van Christus, uw Zoon, met vrijmoedigheid zal verschijnen, door Hem, onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U en de Heilige Geest, een enig God, leeft en regeert in eeuwigheid. Amen.

 

Vragen aan de vader (en de moeder)

Geliefden in de Here Christus,

U hebt gehoord, dat de doop door God is ingesteld om aan ons en onze kinderen zijn verbond te verzegelen. Daarom moeten wij dit sacrament met dat doel en niet uit gewoonte of   bijgeloof gebruiken. Om nu duidelijk te laten blijken dat u zo de doop begeert, behoort u op de volgende vragen oprecht te antwoorden:

Ten eerste:

Belijdt u, dat onze kinderen, hoewel zij in zonde ontvangen en geboren zijn, en daarom aan allerlei ellende, ja zelfs aan het eeuwig oordeel onderworpen, toch in Christus geheiligd zijn en daarom, als leden van zijn gemeente, behoren gedoopt te zijn?

Ps. 51:7, 1Kor. 7:14, Ef. 5:26

Ten tweede:

Belijdt u, dat de leer van het oude en nieuwe testament, die in de Apostolische Geloofsbelijdenis is samengevat en hier in de christelijke kerk geleerd wordt, de ware en volkomen leer van de verlossing is?

2Tim. 3:14-16

Ten derde:

Belooft u, dat u dit kind (deze kinderen, een ieder het zijne), waarvan u de vader (en de moeder) bent, bij het opgroeien in deze leer naar vermogen zult onderwijzen en laten onderwijzen?

Deut. 6:7, Ef. 6:4

Wat is hierop uw antwoord?

(Antwoord:) Ja.

 

Bediening van de doop

(De voorganger noemt de volledige naam (voornamen) en eventueel de achternaam van de dopeling en spreekt:) Ik doop u in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.

Math. 28:19

 

Dankgebed

Almachtige, barmhartige God en Vader, wij danken en loven U, dat U ons en onze kinderen door het bloed van uw geliefde Zoon Jezus Christus al onze zonden vergeven hebt en ons door uw Heilige Geest tot leden van uw eniggeboren Zoon en zo tot uw kinderen hebt aangenomen. Wij danken U, dat U ons dit met de doop verzegelt en bekrachtigt. Wij bidden U ook door Hem, uw geliefde Zoon, dat U dit kind door uw Heilige Geest voortdurend wilt regeren, zodat het christelijk en godvrezend opgevoed wordt en in de Here Jezus Christus zal opgroeien en toenemen. Geef dat het zo uw vaderlijke goedheid en barmhartigheid, die U aan dit kind en aan ons allen bewezen hebt, zal erkennen en belijden. Geef dat het gehoorzaam onder onze enige Leraar, Koning en Hogepriester Jezus Christus zal leven, en krachtig tegen de zonde, de duivel en heel zijn rijk zal strijden, en overwinnen. Dat zal het U en uw Zoon Jezus Christus en de Heilige Geest, de enige ware God, eeuwig loven en prijzen. Amen.

Doop volwassenen

FORMULIER VOOR DE BEDIENING VAN DE HEILIGE DOOP AAN VOLWASSENEN

(Zij die in hun jeugd niet gedoopt zijn en op latere leeftijd te kennen geven de christelijke doop te willen ontvangen, dienen vooraf onderwezen te worden in de christelijke leer.

Na voor de kerkeraad of zijn afgevaardigden deze leer beleden te hebben, zullen zij tot de doop toegelaten worden. Bij de bediening daarvan zal het volgende formulier gebruikt worden.)

 

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

 

Leer over de doop                  

De leer over de doop is als volgt samen te vatten:

Ten eerste: wij en onze kinderen zijn in zonde ontvangen en geboren. Daarom rust Gods toorn op ons, zo dat wij in het rijk van God niet kunnen komen, of wij moeten opnieuw geboren worden.

Dit leert ons de onderdompeling in en de besprenkeling met het water. Daardoor wordt ons de onreinheid van onze ziel voor ogen gesteld. Dit moet ons ertoe brengen, dat wij een afkeer krijgen van onszelf, ons voor God verootmoedigen en onze reiniging en ons behoud buiten onszelf zoeken.

Ps. 51:7, Joh. 3:3, Eze. 36:25-27, 1Kor. 6:11, Hand. 4:12

 

Ten tweede: de doop bevestigt en verzegelt ons de afwassing van onze zonden door Jezus Christus. Wij worden immers volgens het bevel van Christus gedoopt in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.

Wanneer wij gedoopt worden in de naam van de Vader, verklaart en verzegelt ons God de Vader, dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade sluit. Hij neemt ons tot zijn kinderen en erfgenamen aan en zal ons daarom van al het goede voorzien en al het kwade van ons weren of voor ons doen meewerken ten goede.

Wanneer wij gedoopt worden in de naam van de Zoon, verzekert de Zoon ons ervan, dat Hij ons in zijn bloed wast en reinigt van al onze zonden. Hij maakt ons een met Zichzelf in zijn dood en opstanding, zodat wij van onze zonden bevrijd en rechtvaardig voor God gerekend worden.

Wanneer wij gedoopt worden in de naam van de Heilige Geest, verzekert de Heilige Geest ons door dit sacrament ervan, dat Hij in ons wonen wil en ons tot levende leden van Christus wil maken. Want Hij eigent ons toe wat wij in Christus hebben, namelijk de afwassing van onze zonden en de dagelijkse vernieuwing van ons leven. Zo zullen wij tenslotte volkomen rein in het eeuwige leven een plaats ontvangen temidden van de gemeente der uitverkorenen.

Hand. 22:16, Math. 28:19, Gen. 17:7, Rom. 8:15-17, Rom. 8:28, Hand. 2:38, 1Joh. 1:7, Rom. 6:4, Kol. 2:12, 1Kor. 6:19, Ef. 1:13, Ef. 5:27

 

Ten derde: omdat elk verbond twee delen heeft, namelijk een belofte en een eis, worden wij door God in de doop ook geroepen en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid. Dit betekent dat wij deze enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, aanhangen, vertrouwen en liefhebben met heel ons hart, met heel onze ziel, met heel ons verstand en al onze krachten. Het betekent ook dat wij met de wereld breken, onze oude natuur doden en godvrezend leven.

En wanneer wij soms uit zwakheid in zonden vallen, moeten wij aan Gods genade niet wanhopen en al evenmin in de zonden blijven liggen. Want de doop is een zegel en een volkomen betrouwbaar getuigenis dat wij een eeuwig verbond met God hebben.

Gen. 17:1, 17:2, Math. 22:37, Kol. 3:5-10, Ps. 103:17, 1Joh. 1:9, Rom. 6:1, 6:2, Jes. 54:10

 

Voorwaarden voor de volwassendoop

Nu worden de kinderen van christenen krachtens het verbond gedoopt, zonder dat zij er iets van begrijpen. Maar volwassenen mogen pas gedoopt worden, wanneer zij met berouw en bekering hun zonden erkend en hun geloof in Christus beleden hebben.

Want Johannes de Doper heeft, toen hij naar Gods gebod de doop der bekering tot vergeving van zonden predikte, alleen hen gedoopt die hun zonden beleden. En onze Here Jezus Christus zelf heeft zijn apostelen bevolen, alle volken tot zijn discipelen te maken en hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.

Christus heeft daaraan de belofte toegevoegd, dat wie gelooft en zich laat dopen, behouden zal worden. Volgens deze regel hebben dan ook de apostelen geen andere volwassenen gedoopt dan die met berouw en bekering hun geloof beleden. Daarom mag men ook nu geen volwassenen dopen dan die de rijke inhoud van de doop uit de prediking van het evangelie hebben leren verstaan en van hun geloof rekenschap afleggen door persoonlijke belijdenis.

Hand. 2:38, Mark. 16:16, Mark. 1:4, 1:5, Math. 28:19, Hand. 2:41, Hand. 16:14, 16:15, 16:31-34, Rom. 10:9, 10:10

 

Gebed voor de doop            

Laten wij nu Gods heilige naam aanroepen, om zo tot zijn eer, tot versterking van ons geloof en tot opbouw van de gemeente dit sacrament te bedienen.

Almachtige en eeuwige God, U bent het die naar uw rechtvaardig oordeel de ongelovige en onbekeerlijke wereld met de zondvloed gestraft hebt. Maar de gelovige Noach en de zijnen, slechts acht zielen, hebt U in uw grote barmhartigheid gered en bewaard. U bent het die de hardnekkige Farao met al zijn volk in de Rode Zee deed verdrinken. Maar uw volk Israel hebt U daar droogvoets door geleid, waardoor U toen reeds de doop hebt aangeduid. Pleitend op uw grondeloze barmhartigheid, bidden wij U of U hem die de doop zal ontvangen, in genade wilt aanzien e n hem door uw Heilige Geest in uw Zoon Jezus Christus wilt inlijven. Laat hem door de doop in Christus ’ dood begraven worden en ook met Hem opstaan in een nieuw leven. Geef dat hij iedere dag zijn kruis bij het volgen van Christus blijmoedig zal dragen, door Hem aan te hangen met waar geloof, vaste hoop en vurige liefde. Laat hem zo dit leven, dat toch niet anders is dan een voortdurend sterven, door uw beloften getroost verlaten. Geef dat hij op de jongste dag voor de rechterstoel van Christus, uw Zoon, met vrijmoedigheid zal verschijnen, door Hem, onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U en de Heilige Geest, een enig God, leeft en regeert in eeuwigheid. Amen.

 

Doopgelofte                                    

Geliefde broeder ,

U wenst de doop te ontvangen als een zegel van uw inlijving in Gods kerk. Duidelijk moet blijken, dat u de christelijke leer, waarin u door de kerk bent onderwezen, niet alleen aanneemt, maar daarnaar ook door Gods genade wilt leven. Daarom behoort u voor God en zijn gemeente op de volgende vragen opr echt te antwoorden:

 

Ten eerste:

Gelooft u in de enige ware God, onderscheiden in drie Personen, Vader, Zoon en Heilige Geest, die hemel en aarde met al wat erin is uit niets geschapen heeft, nog in stand houdt en zo regeert, dat er niets gebeurt zonder zijn goddelijke wil?

Math. 3:16, 3:17, Gen. 1:1, Hebr. 11:3, Math. 10:29

 

Ten tweede:

Gelooft u, dat u in zonde ontvangen en geboren bent en dat daarom Gods toorn rust op u, die van nature helemaal onbekwaam bent tot iets goeds en uit bent op elk kwaad? En belijdt u, dat u met gedachten, woorden en daden de geboden van de Here dikwijls hebt overtreden en dat u over deze zonden oprecht berouw hebt?

Ps. 51:7, Rom. 7:18

 

Ten derde:

Gelooft u, dat Jezus Christus echt en eeuwig God is en blijft, en echt mens is geworden door zijn geboorte uit de maagd Maria? En gelooft u, dat deze Christus u door God tot Verlosser geschonken is? Belijdt u, dat u door dit geloof vergeving van zonden in zijn bloed ontvangt en dat u door de kracht van de Heilige Geest een lid van Jezus Christus en van zijn kerk geworden bent?

Rom. 9:5, Hebr. 2:14, Luc. 1:35, 1Kor. 1:8, 1:9

 

Ten vierde:

Belijdt u, dat het Woord van God, zoals dat in de Apostolische Geloofsbelijdenis is samengevat en hier in de christelijke kerk geleerd wordt, de waarheid is? Zult u in leven en sterven bij de belijdenis van deze leer blijven en alle ketterijen, die met deze leer in strijd zijn, verwerpen? Belooft u in gemeenschap met de gemeente trouw het gepredik te Woord te horen en het heilig avondmaal te gebruiken?
2Tim. 3:16, Math. 24:13, 2Tim. 4:3-5, Hebr. 10:24, 10:25

 

Ten vijfde:

Verklaart u, dat u van harte begeert altijd godvrezend te leven en te breken met de wereldse begeerten, zoals het leden van Christus en van zijn gemeente past? Zult u zich gewillig onderwerpen aan alle christelijke vermaningen?

Ps. 119:10, 1Joh. 2:15-17, Hebr. 13:17

 

Wat is hierop uw antwoord?

(Antwoord:) Ja.

Onze barmhartige God schenke u zijn genade en zegen tot het volbrengen van dit heilig voornemen, door onze Here Jezus Christus. Amen.

 

Bediening van de doop

(De voorganger noemt de volledige naam van de dopeling en spreekt:)

Ik doop u in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.

Math. 28:19

 

Dankgebed        

Almachtige, barmhartige God en Vader, wij danken en loven U, dat U ons en onze kinderen door het bloed van uw geliefde Zoon Jezus Christus al onze zonden vergeven hebt en ons door uw Heilige Geest tot leden van uw eniggeboren Zoon en zo tot uw kinderen hebt aangenomen. Wij danken U, dat U ons dit met de doop verzegelt en bekrachtigt.

Wij bidden U ook door Hem, uw geliefde Zoon, dat U deze broeder door uw Heilige Geest voortdurend wilt regeren, zodat hij christelijk en godvrezend zal leven en in de Here Jezus Christus zal groeien en toenemen. Geef dat hij zo uw vaderlijke goedheid en barmhartigheid, die U aan hem en aan ons allen bewezen hebt, zal erkennen en belijden. Geef dat hij gehoorzaam onder onze enige Leraar, Koning en Hogepriester Jezus Christus zal leven, en krachtig tegen de zonde, de duivel en heel zijn rijk zal strijden, en overwinnen. Dat zal hij U en uw Zoon Jezus Christus en de Heilige Geest, de enige ware God, eeuwig loven en prijzen. Amen.

Belijdenis

Geliefden in onze Here Jezus Christus,

U bent verschenen voor God en zijn heilige gemeente, om belijdenis af te leggen van uw geloof en zo toegang te verkrijgen tot het avondmaal van de Here Jezus Christus 1 .

Wilt daarom oprecht antwoorden op de volgende vragen:

Ten eerste:

Belijdt u dat de leer van het Oude en Nieuwe Testament, die in de Apostolische Geloofsbelijdenis is samengevat en hier in de christelijke kerk geleerd wordt, de ware en volkomen leer van de verlossing is? 2 En belooft u bij de belijdenis van deze leer door Gods genade te blijven in leven en sterven?

Ten tweede:

Gelooft u Gods verbondsbelofte, waarvan u in de doop het teken en zegel ontvangen hebt? 3 En belijdt u, nu u de toegang vraagt tot het heilig avondmaal, dat u vanwege uw zonden een afkeer hebt van uzelf en u voor God verootmoedigt en uw leven buiten uzelf in Jezus Christus, de enige Verlosser, zoekt? 4

Ten derde:

Verklaart u, dat u van harte begeert God de Here lief te hebben en te dienen naar zijn Woord, te breken met de wereldse begeerten, uw oude natuur te doden en godvrezend te leven? 5

Ten vierde:

Belooft u zich te onderwerpen aan de kerkelijke vermaning en tucht 6 , indien u zich – waarvoor God u genadig beware – in leer of leven misgaat?

Wat is hierop uw antwoord?
(Antwoord:) Ja.

(Het antwoord wordt door ieder afzonderlijk gegeven, nadat zijn naam genoemd is.)
(Daarna spreekt de voorganger:)

De God van alle genade, die u in Christus geroepen heeft tot zijn eeuwige heerlijkheid, Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten. Hem zij de kracht in alle eeuwigheid! Amen (1Pet. 5:10, 5:11).

1. Math. 10:32; 1Tim. 6:12; 1Kor. 11:28, 11:29.
2
. Rom. 15:4; 2Tim. 3:15; Math. 24:13.
24:3 . Gen. 17:7; Hand. 2:39.
2:4 . Gal. 2:20; Hand. 4:12.
4:5 . Ps. 119:10, 119:105; Ef. 4:20-24; 1Joh. 2:15-17.
2:6. Hebr. 13:17

Avondmaal

FORMULIER VOOR DE VIERING VAN HET HEILIG AVONDMAAL

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

Instelling

De apostel Paulus beschrijft de instelling van het heilig avondmaal door onze Here Jezus Christus in 1Kor. 11:23-29: Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weer overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, de dankzegging uitsprak, het brak en zei: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zei: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt. Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt.

Om tot versterking van ons geloof het avondmaal te kunnen vieren, moeten wij in de eerste plaats ons vooraf naar de Schrift beproeven. In de tweede plaats moeten wij het avondmaal zo gebruiken, als de Here Christus het heeft bedoeld, namelijk tot zijn gedachtenis.

1Kor. 11:28, Luc. 22:19

Zelfbeproeving

De zelfbeproeving houdt drieerlei in:

Ten eerste moet ieder zijn zonden overdenken, en beseffen dat hij Gods toorn verdient. Vanwege die zonden zal hij een afkeer krijgen van zichzelf en zich voor God verootmoedigen. Want Gods toorn over de zonde is zo groot, dat Hij eerder dan ze ongestraft te laten zijn geliefde Zoon Jezus Christus erom gestraft heeft met de bittere en smadelijke dood aan het kruis. Verder dient ieder zichzelf te onderzoeken, of hij Gods vaste beloften gelooft, dat al zijn zonden hem vergeven zijn alleen om het lijden en sterven van Christus en dat de gerechtigheid van Christus hem zo volkomen toegerekend en geschonken is, alsof hij in eigen persoon voor al zijn zonden betaald en alle gerechtigheid volbracht had.

Ten derde eist de zelfbeproeving, dat ieder zich afvraagt of hij gezind is voortaan uit dankbaarheid met heel zijn leven God de Here te dienen en voor zijn aangezicht oprecht te wandelen.

Rom. 7:24, 7:25, Hebr. 10:5-10, Jes. 53:5, Rom. 3:24, 2Kor. 5:21, Rom. 12:1, 12:2

Ook moet hij bij zichzelf nagaan, of hij alle vijandschap, haat en nijd van harte aflegt en zich ernstig voorneemt voortaan in liefde en vrede met zijn naaste te leven.

1Joh. 2:11, Ef. 4:2

Nodiging en terugwijzing

Allen dan die zo gezind zijn, wil God zeker in genade aannemen en een plaats aan de tafel van zijn Zoon Jezus Christus waardig keuren. Maar allen die niet zo gezind zijn, halen door hun eten en drinken een oordeel over zich. Overeenkomstig het bevel van Christus en van de apostel Paulus vermanen wij daarom allen die in schandelijke zonden leven, zich van het avondmaal te onthouden en wij verkondigen hun dat zij geen deel aan het rijk van Christus hebben.

Wij noemen de volgende zondaars:

allen die niet op de Here alleen willen vertrouwen, of Hem op eigenwillige manier vereren;

allen die de naam van de Here door vloeken of op andere wijze misbruiken;

allen die de kerkdiensten niet trouw bezoeken en de verkondiging van het Woord of de heiligheid van de sacramenten minachten;

allen die aan hun ouders of andere gezagsdragers ongehoorzaam zijn;

allen die zich aan menselijk leven vergrijpen of haat koesteren tegen hun naaste en zich niet met hem willen verzoenen;

allen die, getrouwd of ongetrouwd, hun lichaam niet rein bewaren;

allen die hebzuchtig of verkwistend een werelds leven leiden;

alle leugenaars en roddelaars;

kortom, allen die zich in hun woord en wandel als ongelovigen gedragen. Zolang zij in hun zonden volharden, moeten zij zich van het avondmaal onthouden, om niet des te zwaarder veroordeeld te worden.

1Kor. 11:28, 11:29, 1Kor. 5:4, 5:5, 1Kor. 5:11

Maar, geliefde broeders en zusters, dit wordt ons niet voor gehouden om de gelovigen, verslagen van hart als ze zijn, alle moed te ontnemen, alsof alleen zij die zonder enige zonde zijn, tot het avondmaal van de Here mogen komen. Want wij komen niet tot dit avondmaal om daarmee te kennen te geven, dat wij in onszelf volmaakt en rechtvaardig zijn. Integendeel, wij erkennen, nu wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken, dat wij midden in de dood liggen.

En zonder twijfel zijn er nog veel zonden en gebreken in ons hart en leven: wij hebben geen volkomen geloof; wij dienen God niet met zoveel ijver als wij verplicht zijn en wij hebben dagelijks met de zwakheid van ons geloof en de kwade begeerten van ons vlees te strijden.

Maar wij hebben door de genade van de Heilige Geest over deze zonden van harte berouw. Wij begeren tegen ons ongeloof te strijden en naar alle geboden van God te leven. Daarom mogen wij er vast van verzekerd zijn, dat geen zonde of zwakheid, die nog tegen onze wil in ons overgebleven is, kan verhinderen, dat God ons in genade aanneemt en ons waardig keurt aan deze hemelse spijs en drank deel te hebben.

Jes. 57:15, Rom. 7:24, Filip. 3:12-14, Rom. 7:23, Ps. 19:13, 19:14, 1Joh. 1:9, Jes. 1:18, Joh. 6:51

Gedachtenis van Christus

Laten wij vervolgens overdenken met welk doel de Here Christus zijn avondmaal voor ons heeft ingesteld, namelijk dat wij het tot zijn gedachtenis vieren. Wij behoren Hem op deze wijze te gedenken.

Overeenkomstig de beloften, die onder het oude testament van het begin af aan de vaderen gegeven zijn, is onze Here Jezus Christu s door de Vader in deze wereld gezonden en heeft Hij ons vlees en bloed aangenomen.

Hij heeft de toorn van God, waaronder wij eeuwig hadden moeten wegzinken, voor ons gedragen van het begin tot het einde van zijn leven op aarde. Zo heeft Hij in gehoorzaamheid alle gerechtigheid van Gods wet voor ons vervuld, vooral toen de last van onze zonden en van Gods toorn Hem het bloedige zweet in de hof heeft uitgeperst.

Daar liet Hij Zich boeien om ons in vrijheid te stellen. Daarna is Hij met smaad overladen, zodat wij nooit meer te schande zouden worden. Hij is onschuldig ter dood veroordeeld, zodat wij voor Gods gericht zouden vrijgesproken worden. Ja, Hij heeft zijn lichaam aan het kruis laten spijkeren, om de akte van beschuldiging die tegen ons gericht was, weg te doen door haar aan het kruis te nagelen.

Door dit alles heeft Hij de vloek die op ons lag, op Zich genomen om ons met zijn zegen te vervullen. Ja, tot de allerdiepste verworpenheid en angst der hel heeft Hij Zich met lichaam en ziel vernederd aan het kruishout. Toen riep Hij uit: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? (Math. 27:46) opdat wij door God aangenomen en nooit meer door Hem verlaten zouden worden. Tenslotte heeft Hij met zijn dood en bloedstorting het nieuwe testament, het verbond van genade en verzoening, voor eeuwig rechtskracht verleend, toen Hij uitriep: Het is volbracht! (Joh. 19:30).

Luc. 22:19, 1Kor. 11:24, 11:25, Joh. 1:14, Gal. 4:4, Jes. 53:4, Rom. 3:25, Math. 3:15, Luc. 22:44, Luc. 22:54, Luc. 22:63-65, Luc. 23:14, Kol. 2:14, Gal. 3:13, Hebr. 9:15

Onderwijzing

Om ons nu vast te doen geloven dat wij bij dit genadeverbond horen, nam de Here Jezus bij zijn laatste paasmaal een brood, sprak de dankzegging uit, brak het, gaf het zijn discipelen en zei: Neemt, eet, dit is mijn lichaam voor u; doet dit tot mijn gedachtenis (1Kor. 11:24). Evenzo nam Hij ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zei: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed; doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis (1Kor. 11:25).

Dit betekent: zo dikwijls u van dit brood eet en uit deze beker drinkt, zal dat voor u een betrouwbaar onderpand zijn, dat u aan mijn hartelijke liefde en trouw herinnert en daarvan verzekert.

Ik heb immers voor u, omdat u anders de eeuwige dood had moeten sterven, mijn lichaam aan het kruis in de dood gegeven en mijn bloed vergoten. En Ik voed en verkwik uw hongerige en dorstige zielen met dit mijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed tot het eeuwige leven. Dit is even zeker als dit brood voor uw ogen gebroken en u deze beker gegeven wordt en u tot mijn gedachtenis dit brood eet en uit deze beker drinkt.

Joh. 6:53-57

Uit deze instelling van het heilig avondmaal van onze Here Jezus Christus leren wij, dat Hij ons geloof richt op zijn volkomen offer, eenmaal aan het kruis gebracht, als de enige grond van ons heil. Daar immers is Hij voor onze hongerige en dorstige zielen de ware spijs en drank van het eeuwige leven geworden. Want door zijn dood heeft Hij de oorzaak van onze eeuwige honger en kommer, namelijk de zonde, weggenomen en ons de levendmakende Geest verworven. Door die Geest, die in Hem als in het Hoofd en in ons als zijn leden woont, doet Hij ons in zijn gemeenschap leven en geeft Hij ons deel aan al zijn schatten: het eeuwige leven, de gerechtigheid en heerlijkheid.

Hebr. 10:14, Joh. 6:51, Rom. 8:11, Joh. 14:16

Ook verbindt Hij ons onderling door dezelfde Geest als leden van een lichaam in ware broederlijke liefde. Want de apostel Paulus zegt: Omdat het een brood is, zijn wij, hoe velen ook, een lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood (1Kor. 10:17). Daarom zullen wij allen, die door waar geloof in Christus ingelijfd zijn, samen een lichaam zijn. Omdat Christus, onze geliefde Heiland, ons eerst zo uitnemend heeft liefgehad, moeten wij ook elkaar liefde bewijzen en dat niet alleen met woorden, maar ook door onze daden.

Hiertoe helpe ons de almachtige, barmhartige God en Vader van onze Here Jezus Christus, door zijn Heilige Geest. Amen.

1Kor. 12:13, 1Kor. 12:26, Jac. 1:22, 1:23

Gebed

Laten wij, om dit alles te mogen verkrijgen, voor God ons verootmoedigen en Hem met waar geloof aanroepen.

Barmhartige God en Vader, nu wij in dit avondmaal de heerlijke gedachtenis vieren aan de bittere dood van uw geliefde Zoon Jezus Christus, bidden wij U, of U door uw Heilige Geest in onze harten wilt bewerken, dat wij ons met oprecht vertrouwen aan uw Zoon Jezus Christus hoe langer hoe meer overgeven.

Laat hierdoor onze bezwaarde en verslagen hart en met zijn lichaam en bloed, ja met Hemzelf, echt God en mens, gevoed worden. Onderhoud ons zo door uw Heilige Geest met het ware brood uit de hemel. Geef daardoor ook dat wij niet meer in onze zonden leven, maar Hij in ons en wij in Hem.

Geef dat wij aan het nieuwe en eeuwige testament en genadeverbond zo werkelijk deel krijgen, dat wij niet twijfelen of U zult eeuwig onze genadige Vader zijn. Doe ons er vast op vertrouwen, dat U ons onze zonden nooit meer toerekent en ons als uw geliefde kinderen en erfgenamen met alle dingen voor lichaam en ziel verzorgt.

Verleen ons ook de genade dat wij blijmoedig ons kruis op ons nemen, onszelf verloochenen en onze Heiland belijden. Leer ons in alle droefheid met opgeheven hoofd onze Here Jezus Christus uit de hemel verwachten, die onze vernederde lichamen aan zijn verheerlijkt lichaam gelijk zal maken en ons voor altijd bij Zich nemen zal.

Onze Vader, die in de hemelen zijt,

uw naam worde geheiligd;

uw koninkrijk kome;

uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood;

en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;

en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen.

Belijdenis

Laten wij nu met hart en mond belijdenis doen van ons geloof door met de kerk van alle eeuwen in te stemmen:

Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde.

En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Here; die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, neer gedaald in de hel;

op de derde dag opgestaan uit de doden;

opgevaren naar de hemel, en zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader;

vandaar zal Hij komen om te oordelen de levenden en de doden.

Ik geloof in de Heilige Geest.

Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen;

vergeving van de zonden;

opstanding van het vlees;

en een eeuwig leven.

Opwekking

Om met het ware hemelse brood Christus gevoed te worden, moeten wij niet alleen op de tekenen van brood en wijn blijven zien, maar de harten omhoog! op Jezus Christus zien, die in de hemel voor ons pleit aan de rechterhand van zijn Vader. Laten wij vast geloven, dat wij door de werking van de Heilige Geest even zeker met zijn lichaam en bloed aan onze zielen gevoed en verkwikt worden, als wij het heilige brood en de heilige drank tot zijn gedachtenis ontvangen.

Viering

(Bij het breken en uitdelen van het brood spreekt de voorganger:)

Het brood dat wij breken is de gemeenschap met het lichaam van Christus. Neemt, eet, gedenkt en gelooft, dat het lichaam van onze Here Jezus Christus gegeven is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.

1Kor. 10:16, Math. 26:26, Luc. 22:19, Gal. 1:4

(En als hij de beker geeft:)

De beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, is de gemeenschap met het bloed van Christus. Neemt, drinkt allen daaruit, gedenkt en gelooft, dat het kostbaar bloed van onze Here Jezus Christus vergoten is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.

1Kor. 10:16, Math. 26:27, 26:28

(Terwijl men aan tafel zit, kan er gelezen en gezongen worden.)

Dankzegging

(Daarna spreekt de voorganger:)

Geliefden in de Here, laten wij samen, nu de Here aan zijn tafel onze z iel gevoed heeft, zijn naam met dankzegging prijzen:

Loof de Here, mijn ziel,

en al wat in mij is, zijn heilige naam;

loof de Here, mijn ziel,

en vergeet niet een van zijn weldaden;

die al uw ongerechtigheden vergeeft, die al uw krankheden geneest,

die uw leven verlost van de groeve,

die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid. Barmhartig en genadig is de Here,

lankmoedig en rijk aan goedertierenheid;

niet altoos blijft Hij twisten, niet eeuwig zal Hij toornen;

Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden;

maar zo hoog de hemel is boven de aarde,

zo machtig is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen. Zover het oosten is van het westen,

zover doet Hij onze overtredingen van ons;

gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen, ontfermt Zich de Here over wie Hem vrezen (Ps. 103:1-4, 103:8-13).

Hij heeft ons zo liefgehad, dat Hij zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft. Hoe zal Hij ons dan met Hem ook niet alle dingen schenken!

Wanneer God nu zijn liefde voor ons daarin bewijst, dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren, hoeveel te meer zullen wij dan, nu wij door zijn bloed gerechtvaardigd zijn, door Hem behouden worden van de toorn. Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van zijn Zoon, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft. Daarom zal ik met mond en hart de lof van de Here verkondigen van nu aan tot in eeuwigheid. Amen.

Rom. 8:32, Rom. 5:8-10, Ps. 116:17-19

Dankgebed

Barmhartige God en Vader, wij danken U hartelijk, dat U uit grondeloze barmhartigheid ons uw eniggeboren Zoon tot een Middelaar en offer voor onze zonden en tot spijs en drank van het eeuwige leven geschonk en hebt. Wij danken U, dat U ons waar geloof geeft, waardoor wij aan zulke weldaden deel krijgen.

U hebt tot sterking van ons geloof uw geliefde Zoon Jezus Christus het heilig avondmaal voor ons doen instellen. Wij bidden U, trouwe God en Vader, dat door de werking van uw Heilige Geest de vrucht van deze avondmaalsviering mag zijn, dat wij dagelijks toenemen in het ware geloof en in de gemeenschap met Christus.

Wij vragen U dit in de naam van uw geliefde Zoon Jezus Christus. Amen.

Avondmaal (kort)

KORT FORMULIER VOOR DE VIERING VAN HET HEILIG AVONDMAAL

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

 

Instelling                        

De apostel Paulus beschrijft de instelling van het heilig avondmaal door onze Here Jezus Christus in 1Kor. 11:23-29: Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weer overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, de dankzegging uitsprak, het brak en zei: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zei: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt. Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt .

 

Zelfbeproeving

Om tot versterking van ons geloof het avondmaal van Christus te vieren, moeten wij naar de Schrift ons beproeven. Daartoe zal ieder zijn zonden en vervloeking overdenken, zodat hij een afkeer heeft van zichzelf en zich voor God verootmoedigt. Verder moet ieder zichzelf onderzoeken, of hij ook Gods vaste beloften gelooft, dat hem al zijn zonden vergeven zijn alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus en dat de volkomen gerechtigheid van Christus hem toegerekend en geschonken is. Tenslotte moet ieder zich afvragen, of hij gezind is, voortaan uit dankbaarheid met heel zijn leven God de Here te dienen. Ook moet hij bij zichzelf nagaan, of hij alle haat en nijd van harte aflegt en zich ernstig voorneemt om in liefde met zijn naaste te leven.

1Kor. 11:28, Rom. 7:13-25, Rom. 1:16, 1:17, Rom. 12:1, 12:2

 

Nodiging en terugwijzing

Allen dan die door de genade van de Heilige Geest bedroefd zijn over hun zonden, begeren tegen hun ongeloof te strijden en naar alle geboden van God te leven, wil God zeker in genade aannemen en aan de tafel van zijn Zoon Jezus Christus ontvangen. Zij mogen er zeker van zijn, dat geen zonde of zwakheid, die nog tegen hun wil in hen overgebleven is, voor God een verhindering is, hen in genade aan te nemen en hun aan deze hemelse spijs en drank deel te geven. Maar ieder die geen droefheid over zijn ongerechtigheid kent en zich van zijn zonden niet bekeren wil, verkondigen wij, dat hij geen deel aan het rijk van Christus heeft. Wij vermanen hem zich van het avondmaal te onthouden, want anders wordt zijn oordeel verzwaard.

1Joh. 1:9, Gal. 5:16-21

 

Gedachtenis van Christus

Nu heeft Christus ons bevolen, deze maaltijd tot zijn gedachtenis te houden. Daarom gedenken wij, dat onze Here Jezus Christus door de Vader in deze wereld gezonden is, ons vlees en bloed heeft aangenomen en Gods toorn van het begin tot het einde van zijn leven op aarde voor ons heeft gedragen. Wij gedenken, dat de last van onze zonden en van Gods toorn Hem in de hof het bloedige zweet uitgeperst heeft, waar Hij zich liet boeien om ons in vrijheid te stellen. Wij gedenken, dat Hij onschuldig ter dood veroordeeld is, zodat wij voor het gericht van God zouden vrijgesproken worden. Hij heeft zijn lichaam aan het kruis laten spijkeren, en zo de vervloeking van ons op Zich geladen om ons met zijn zegen te vervullen. Hij is door God verlaten, zodat wij nooit meer door God verlaten zouden worden. Hij heeft tenslotte door zijn dood en bloedstorting het nieuwe verbond voor eeuwig rechtskracht verleend, toen Hij uitroep: Het is volbracht! (Joh. 19:30).

1Kor. 11:24, 11:25, Filip. 2:7, Luc. 22:44, Math. 26:66, Math. 27:26, Gal. 3:13, Mark. 15:34

 

Verzekering

Zo vaak wij nu van dit brood eten en uit deze beker drinken, worden wij, als door een onmiskenbaar teken en zegel, verzekerd van Christus ’ hartelijke liefde en trouw. Hij heeft immers voor ons zijn lichaam aan het kruis in de dood gegeven en zijn bloed vergoten, om onze hongerige en dorstige zielen met zijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed tot het eeuwige leven te voeden en te verkwikken. Dit is even zeker, als aan ieder van ons dit brood en deze beker gegeven wordt en wij tot zijn gedachtenis eten en drinken.

Luc. 22:19, Joh. 6:51

 

Gemeenschap

Door zijn lijden en dood heeft Christus ook de levendmakende Geest voor ons verworven. Door die Geest doet Hij ons in zijn gemeenschap leven en geeft Hij ons deel aan al zijn schatten. Door diezelfde Geest verbindt Hij ons ook met elkaar in echte broederlijke liefde als leden van een lichaam. Want de apostel Paulus zegt: Omdat het een brood is, zijn wij, hoe velen ook, een lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood (1Kor. 10:17). Daarom zullen wij allen, die door het geloof in Christus ingelijfd zijn, om Christus ’ wil, die ons eerst zo uitnemend heeft liefgehad, samen een lichaam zijn. Wij moeten dit niet alleen met woorden, maar ook door onze daden aan elkaar bewijzen.

 

Verwachting van Christus ’ wederkomst

Christus heeft ons geboden, het avondmaal te vieren, totdat Hij komt. Wij genieten aan zijn tafel een voorsmaak van de overvloed van vreugde, die Hij toegezegd heeft. Wij zien met groot verlangen uit naar zijn verschijning in heerlijkheid, naar de bruiloft van het Klaagl, als Hij de wijn met ons nieuw zal drinken in het koninkrijk van zijn Vader. Zo laat ons blij zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de bruiloft van het Klaagl komt.

1Kor. 11:26, Mark. 14:25, Op. 19:6-9

 

Gebed

Laten wij de Here danken en bidden.
Barmhartige God en Vader, wij danken U hartelijk, dat U uit grondeloze barmhartigheid ons uw eniggeboren Zoon tot offer voor onze zonden en tot hemelse spijs en drank gegeven hebt. Wij bidden U, of U in dit avondmaal door uw Heilige Geest in onze harten wilt bewerken, dat wij ons hoe langer hoe meer met vertrouwen aan uw Zoon Jezus Christus overgeven. Geef dat wij met Hem, het hemelse brood, gevoed worden en dat wij niet meer in onze zonden leven, maar Hij in ons en wij in Hem. Versterk ons genadig in de gemeenschap van het nieuwe verbond in Christus ’ bloed, zodat wij niet twijfelen of U zult eeuwig onze genadige Vader zijn, die onze zonden ons nooit meer toerekent en ons met alle dingen voor lichaam en ziel verzorgt als uw lieve kinderen en erfgenamen. Verleen ons ook uw genade, dat wij blijmoedig ons kruis op ons nemen, onszelf verloochenen en onze Heiland belijden. Leer ons in alle droefheid met opgeheven hoofd onze Here Jezus Christus uit de hemel verwachten, die onze vernederde lichamen aan zijn verheerlijkt lichaam gelijk zal maken en ons voor altijd bij Zich nemen zal. Onze Vader, die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen.

 

Opwekking

Om met het ware hemelse brood Christus gevoed te worden, moeten wij niet alleen op de tekenen van brood en wijn blijven zien. Maar wij moeten ons hart tot Jezus Christus verheffen, die in de hemel voor ons pleit aan de rechterhand van zijn Vader. Laten wij vast geloven, dat wij even zeker met zijn lichaam en bloed gevoed en verkwikt worden, als wij dit brood en deze drank tot zijn gedachtenis ontvangen.

 

Viering

(Bij het breken en uitdelen van het brood spreekt de voorganger:)
Het brood dat wij breken is de gemeenschap met het lichaam van Christus. Neemt, eet, gedenkt en gelooft, dat het lichaam van onze Here Jezus Christus gegeven is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.

1Kor. 10:16, Math. 26:26, Luc. 22:19, Gal. 1:4

(En als hij de beker geeft:)
De beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, is de gemeenschap met het bloed van Christus. Neemt, drinkt allen daaruit, gedenkt en gelooft, dat het kostbaar bloed van onze Here Jezus Christus vergoten is tot een volkomen verzoening van al onze zonden.
(Terwijl men aan tafel zit, kan er gelezen en gezongen worden.)

1Kor. 10:16, Math. 26:27, 26:28

 

Dankzegging

(Daarna spreekt de voorganger:)
Broeders en zusters in de Here, laten wij allen, nu de Here ons aan zijn tafel gevoed heeft, zijn naam met dankzegging prijzen: Loof de Here, mijn ziel, en al wat in mij is, zijn heilige naam; loof de Here, mijn ziel, en vergeet niet een van zijn weldaden; die al uw ongerechtigheden vergeeft, die al uw krankheden geneest, die uw leven verlost van de groeve, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid. Barmhartig en genadig is de Here, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid; niet altoos blijft Hij twisten, niet eeuwig zal Hij toornen; Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden; maar zo hoog de hemel is boven de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen. Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons; gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen, ontfermt Zich de Here over wie Hem vrezen (Ps. 103:1-4, 103:8-13). Daarom zal ik met mond en hart de lof van de Here verkondigen van nu aan tot in eeuwigheid. Amen.

 

Dankgebed

Barmhartige God en Vader, U alleen komt de dank toe, dat wij hier aan de tafel van onze Here Jezus Christus mochten eten van het brood en drinken uit de beker, om te verkondigen de dood van onze Here als de enige grond van ons heil. Wij loven U, omdat wij door uw Heilige Geest mochten genieten de vreugde van de gemeenschap met uw Zoon en de gemeenschap met elkaar. Wij bidden U, geeft dat wij, in ons geloof gesterkt door de viering van dit avondmaal, vruchten van dankbaarheid voortbrengen en in heel ons leven hartelijke liefde tonen tot U en tot elkaar. Doe ons met volharding verwachten de wederkomst van onze Heiland, die ons beloofde de vrucht van de wijnstok nieuw met ons te drinken in uw koninkrijk. U, Vader, zij de lof, en uw Zoon en de Heilige Geest, nu en in eeuwigheid. Amen.

Uitsluiting
Formulier voor de openbare kerkelijke tucht

Eerste afkondiging
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Als kerkenraad delen we u met droefheid mee dat een broeder uit de gemeente zich heeft schuldig gemaakt aan.. Ondanks vele vermaningen toonde hij geen enkel teken van berouw. Daarom heeft de kerkenraad hem moeten afhouden van het heilig avondmaal.
Dit heeft helaas niet mogen leiden tot zijn bekering. Ook daarop volgende vermaningen zijn vruchteloos gebleven. De kerkenraad ziet zich nu ertoe geroepen de tuchtuitoefening voort te zetten en zal tot uitsluiting van deze broeder moeten overgaan wanneer hij zich niet bekeert van zijn zonde. De kerkenraad deelt u dit nu voor de eerste keer mee. Hij roept u met klem op, de Here aanhoudend te bidden, of hij deze broeder tot bekering wil brengen.

Tweede afkondiging
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
De kerkeraad heeft u reeds eerder moeten meedelen, dat een broeder zich heeft schuldig gemaakt aan.. U hebt toen vernomen, dat hem het heilig avondmaal ontzegd was, omdat hij zich niet wilde bekeren. Ook na voortgezette uitoefening van de tucht is bij deze broeder niets van bekering gebleken. Integendeel, alle vermaningen bleven vruchteloos.
Nadat de kerkeraad de instemming heeft ontvangen van de classís, deelt hij u met droefheid mee, dat hij ingrijpender tuchtmaatregelen moet nemen. Hij maakt u nu de naam van de betrokken zondaar bekend. Zijn naam is..
Met diepe ernst roept de kerkeraad u op, deze broeder liefdevol te vermanen.
Bid de Here, of Hij hem nog tot bekering wil brengen, zodat de zonde uit de gemeente gebannen en de zondaar behouden wordt.

Derde afkondiging
Gemeente van onze Here Jezus Christus,
De kerkeraad was tot twee keer toe genoodzaakt u mee te delen dat broeder N. zich heeft schuldig gemaakt aan.. U hebt toen vernomen, dat hij zich niet wilde bekeren en dat hem het heilig avondmaal is ontzegd. De kerkeraad moest ingrijpender tuchtmaatregelen treffen. Maar tot nu toe is van bekering bij deze broeder geen sprake. Integendeel, alle vermaningen zijn vruchteloos gebleven.
Daarom deelt de kerkeraad u met droefheid voor de derde en laatste keer mee, dat hij met deze broeder verder moet handelen.
Indien hij zich niet bekeert, zal hij op.. buiten de gemeenschap van de kerk worden gesloten. Voor het laatst roept de kerkeraad u dringend op hem liefdevol te vermanen. Bid de Here vurig, of Hij deze broeder nog tot bekering wil brengen, zodat hij zich niet tot het uiterste verhardt.

Verantwoording
Gemeente van onze Here Jezus Christus, De kerkeraad heeft u tot drie keer toe bekend gemaakt, dat broeder N. in zonde leeft. Het doel van die afkondigingen was, dat hij zich door uw gebeden en vermaningen tot God zou bekeren en verlost zou worden uit de macht van de satan, die hem in zijn greep houdt. Maar helaas heeft niemand de kerkeraad bericht, dat er bij deze broeder ook maar een spoor van berouw op te merken valt. Toch is hij vele malen gewaarschuwd. Zijn schuld, die op zichzelf al ernstig is, wordt nog verzwaard, doordat hij in de zonde volhardt. De kerkeraad heeft lang geduld met hem gehad, maar weet zich nu geroepen over te gaan tot het laatste redmiddel dat God in zijn Woord geboden heeft, namelijk de uitsluiting uit de gemeente.
Deze uitsluiting dient om hem tot schaamte over zijn zonde te brengen, en om te verhinderen dat dit verziekte lid het hele lichaam, namelijk Christus\' gemeente, aantast; bovenal om te voorkomen dat Gods naam gelasterd wordt.

Uitsluiting
Christus heeft de uitoefening van de tucht opgedragen aan zijn ambtsdragers met de woorden: Voorwaar, Ik zeg u, al wat gij op aarde bindt, zal gebonden zijn in de hemel, en al wat gij op aarde ontbindt, zal ontbonden zijn in de hemel (Math. 18:18).
Daarom verklaren wij als herders en opzieners van deze gemeente in de naam van onze Here Jezus Christus, dat N., die zichzelf reeds buiten de gemeente van Christus gesloten heeft, heden buitengesloten wordt. Hij is nu buiten de gemeenschap met Christus gesteld. Hij heeft geen recht meer op de sacramenten. Hij deelt niet meer in de geestelijke weldaden die God aan zijn gemeente schenkt. Zolang hij in zijn zonden volhardt, zal hij naar het bevel van Christus voor u zijn als de heiden en de tollenaar.

Oproep tot de gemeente
Wij roepen u op hem niet als uw vijand te beschouwen. Integendeel, tracht hem te vermanen zoals men een broeder doet. Maar ga ook geen te nauwe banden met hem aan. Laat hem daardoor merken, dat hij zich bekeren moet.

Deze uitsluiting, gemeente, is voor ons een waarschuwend voorbeeld.
Laten wij toch de Here vrezen en nauwkeurig op onszelf letten. Want wie meent te staan, moet toezien, dat hij niet ten val komt. Blijf in de gemeenschap met de Vader en zijn Zoon Christus en ook met alle oprechte christenen, om zo het eeuwige leven te verkrijgen.
U hebt gezien op welke manier onze afgesneden broeder langzamerhand het spoor bijster is geraakt. Leer hieruit, hoe sluw de satan te werk gaat, wanneer hij mensen in het verderf stort en hen afkerig maakt van Gods Woord en de sacramenten.
Weersta het kwaad in het begin. Leg af alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat. Loop met volharding de wedloop, die voor ons ligt. Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof.
Wees nuchter, waak en bid, om niet in verzoeking te vallen. Heden, wanneer U de stem van de Here hoort, verhard u niet. Bewerk uw behoud met vrees en beven.
Laat ieder berouw hebben over zijn zonden, zodat we niet opnieuw door de Here vernederd worden en over een ander gemeentelid bedroefd zouden moeten zijn. Leef eensgezind en godvrezend.

Gebed
Alleen God is het, die in ons werkt het willen en het werken naar zijn welbehagen. Laten wij daarom zijn naam aanroepen met belijdenis van onze zonden.

Rechtvaardige God, barmhartige Vader, wij klagen onszelf aan vanwege onze zonden. Wij erkennen dat wij de pijn en het verdriet over de afsnijding van onze broeder verdiend hebben. Ja, wij zijn allen waard van U afgesneden en verbannen te worden om onze overtredingen. Maar Here, wees ons om Christus\' wil genadig. Wij heb ben berouw over onze zonden en vragen U om vergeving. Geef dat wij ons steeds meer inspannen U te dienen. Doe ons voortdurend op onze hoede zijn voor besmetting door de wereld en door hen die van U zijn afgedwaald.
U verheugt Zich niet in de dood van de zondaar, maar wel hierin, dat hij zich bekeert en leeft. Daarom mogen wij in ons midden weer opnemen allen die tot U terugkeren. Geef dat wij ons inspannen, zowel door onze vermaningen als door ons goede voorbeeld, deze afgesneden broeder en anderen die afgedwaald zijn, terug te brengen tot U.
Zegen onze vermaningen, zodat wij ons kunnen verblijden over allen die ons nu reden tot droefheid geven. Onze Vader, die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; Uw koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen.
Wederopneming

FORMULIER VOOR DE WEDEROPNEMING IN DE GEMEENTE VAN CHRISTUS

 

Afkondiging

U weet dat destijds broeder N. uitgesloten is uit de gemeente van Christus. Nu kan de kerkenraad u met blijdschap meedelen, dat de Here deze tuchtoefening evenals de vermaningen en gebeden van de gemeente heeft willen gebruiken om hem tot berouw over zijn zonden te brengen. Hij verlangt er nu naar weer in de gemeenschap van de kerk opgenomen te worden. Omdat Christus ons beveelt de zondaar die zich bekeert met blijdschap weer op te nemen, zal de uitsluiting van de genoemde broeder opgeheven worden. Hij zal weer in de gemeenschap der kerk ontvangen worden en toegelaten tot de viering van het avondmaal. Indien iemand hiertegen een gegrond bezwaar heeft, verzoeken wij hem dit binnen … dagen aan de kerkenraad mee te delen. Nu reeds willen wij God danken voor zijn ontferming over deze broeder en de Here bidden dat Hij zijn werk aan hem wil voltooien tot zijn eeuwig heil. Amen.

(Wanneer binnen de gestelde termijn geen gegrond bezwaar is ingebracht, zal voor de eerstkomende avondmaalsviering de wederopneming van de buitengesloten broeder plaatsvinden op de volgende wijze:)

 

Verantwoording

Gemeente van onze Here Jezus Christus

De kerkeraad heeft u onlangs meegedeeld dat broeder N. berouw heeft over zijn zonde en ernaar verlangt weer opgenomen te worden in de gemeente van Christus. Niemand heeft hiertegen een gegrond bezwaar ingebracht. Daarom willen wij hem nu opnieuw in de gemeente opnemen. Christus leert ons dat zijn kerk bevoegdheid heeft, niet alleen buiten te sluiten, maar ook weer op te nemen in haar gemeenschap. Zo sprak Hij tot zijn apostelen: Voorwaar, Ik zeg u, al wat gij op aarde bindt, zal gebonden zijn in de hemel, en al wat gij op aarde ontbindt, zal ontbonden zijn in de hemel (18 :18). Omdat God zelf in zijn Woord verklaart, dat Hij Zich niet verheugt in de dood van de goddeloze, maar veeleer hierin dat hij zich bekeert van zijn wegen en leeft (Eze. 18:23; Eze. 33:11), is de kerk van harte bereid de berouwvolle zondaar weer in haar midden op te nemen. Ieder die zich oprecht bekeert en weer in de gemeente wordt opgenomen, mag ervan verzekerd zijn, dat God zelf hem in genade heeft aangenomen. Christus zei immers: Wien gij hun zonden kwijtscheldt, dien zijn ze kwijtgescholden (Joh. 20:23).

2Kor. 2:7

 

Vragen

Voordat we ertoe overgaan u, broeder N., weer op te nemen in de gemeente, verzoeken wij u te antwoorden op de volgende vragen:

Verklaart u voor God en zijn gemeente dat u oprecht berouw hebt over uw zonde en dat u daarin volhardde, wat tot uw uitsluiting uit de gemeente moest leiden?

Gelooft u van harte dat de Here uw zonden om Christus ’ wil vergeven heeft en u in zijn genade aanneemt?

Verlangt u er dan ook naar in de gemeente van Christus weer opgenomen te worden en belooft u voortaan godvrezend te leven? overeenkmostig het gebod van de Here?

 

Wat is hierop uw antwoord?

(Antwoord:) Ja.

 

Verklaring

In de naam van onze Here Jezus Christus verklaren wij als herders en opzieners van deze gemeente dat u, N., niet langer buiten de gemeente van God gesloten, maar daarin weer opgenomen bent. Wij verkondigen u dat u staat in de gemeenschap van Christus, en deel hebt aan de sacramenten en aan alle geestelijke weldaden die God aan zijn gemeente schenkt. De eeuwige God die in u een goed werk begonnen is, zal naar zijn belofte dit ten einde toe voortzetten tot op de dag van Christus Jezus. Amen.

Filip. 1:6

 

Opwekking

Geliefde broeder, wees er zeker van, dat de Here u weer in genade heeft aangenomen. Wees op uw hoede voor de listen van de duivel en voor de boosheid van de wereld en van uw eigen hart, om niet weer in de zonde verstrikt te raken. Hebr Christus vurig lief, want veel zonden zijn u vergeven.

En u, gemeente, ontvang deze broeder liefdevol. Wees blij dat hij die dood was, weer levend is geworden en die verloren was, weer gevonden is. Verheug u met Gods engelen over deze zondaar die zich bekeerde. Houd hem niet langer voor een buitenstaander maar voor een broeder en medeerfgenaam van Christus. Laten wij nu de Here danken en Hem om zijn genade aanroepen.

Luc. 15:32

 

Gebed

Barmhartige God en Vader, wij danken U door Christus Jezus, dat U onze broeder N. bekeerd hebt tot het leven met U en ons daardoor blijdschap geeft. Wij bidden U, bewijs hem de genade dat hij steeds vaster overtuigd mag worden van de vergeving van zijn zonden. Laat de vrucht hiervan zijn, dat hij U dient met grote blijdschap. Stel hem die eerst velen aanstoot gaf door zijn zonden, nu voor velen tot zegen door zijn bekering. Doe hem met volharding de weg van uw geboden gaan. Wij vragen U ook, leer ons allen, door de terugkeer van deze eens buitengesloten broeder, dat bij U vergeving is, opdat U gevreesd wordt. Geef dat wij nu samen met deze broeder als medeerfgenaam van het eeuwige leven U dienen met kinderlijke eerbied en overgave al de dagen van ons leven, door onze Here Jezus Christus. In zijn naam bidden wij U: Onze Vader, die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen.

Tucht dooplid

FORMULIER VOOR DE TUCHT OVER AFKERIGE VOLWASSEN DOOPLEDEN

 

Bekendmaking aan de gemeente

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

De kerkenraad deelt met droefheid mee, dat N., die als lid van Christus ’ gemeente de doop heeft ontvangen, ondanks voortdurend ernstig vermaan hardnekkig volhardt in de zonde van.. Wij hopen en bidden dat hij alsnog blijk zal geven van berouw en bekering, maar wanneer dit niet binnen.. gebeurt, is de kerkenraad genoodzaakt dit verbondskind wegens zijn ongehoorzaamheid aan de God van het verbond buiten de gemeenschap van de kerk te sluiten.

De gemeente wordt aangespoord hem in liefde te vermanen en de Here te bidden voor zijn bekering.

Gemeente van onze Here Jezus Christus,
 

Verklaring van uitsluiting

De kerkenraad deelt de gemeente met grote droefheid mee, dat N., die de heilige doop ontving als teken en zegel van de gemeenschap met Christus en zijn kerk, ondanks vele ernstige vermaningen deze gemeenschap hardnekkig is blijven verloochenen.

Daarom moet de kerkenraad er thans in de naam van de Here toe overgaan, N. buiten de gemeente van God te sluiten en te verklaren dat hij geen deel heeft aan het heil van Christus, zolang hij zich niet bekeert.

De gemeente wordt aangespoord niet op te houden de zondaar in het gebed te gedenken en hem in liefde te vermanen, dat hij zijn zonde moet belijden en ermee moet breken.

En laten wij ervoor zorgen, dat in niemand van ons een boos en ongelovig hart wordt gevonden door af te vallen van de levende God.

Hebr. 3:12

 

Gebed

Laten wij Gods naam aanroep en met belijdenis van onze zonden.

Rechtvaardige God en barmhartige Vader, wij klagen onszelf aan vanwege onze zonden. Wij erkennen dat wij het verdriet over de uitsluiting van dit dooplid van uw gemeente verdiend hebben. Ja, wij zijn allen waard buiten uw gemeenschap gesloten te worden om onze zonden. Maar Here, wees ons om Christus ’ wil genadig. Wij hebben berouw over onze zonden en vragen U om vergeving.

Doe ons voortdurend op onze hoede zijn voor de slechte invloed van de wereld en van hen die van U zijn afgedwaald. Geef dat wij ons steeds meer inspannen om U te dienen.

Wil mee door onze woorden en door onze levenswandel deze nu buitengesloten broeder terugbrengen tot U, zodat uw naam groot gemaakt wordt en wij hem met vreugde weer in ons midden mogen opnemen. Want U verheugt Zich niet in de dood van de zondaar, maar wel hierin, dat hij zich bekeert en leeft. Wilt U eveneens alle anderen die afgedwaald zijn, tot bekering brengen. Zegen onze vermaningen en ons gebed.

Onze Vader, die in de hemelen zijt,

uw naam worde geheiligd;

uw koninkrijk kome;

uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.

Geef ons heden ons dagelijks brood;

en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;

en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.

Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid.

Amen.

Tucht belijdend lid

FORMULIER VOOR DE UITSLUITING UIT DE GEMEENTE VAN CHRISTUS

 

Eerste afkondiging:

Gemeente van onze Here Jezus Christus, de kerkenraad moet u met droefheid meedelen, dat een broeder uit de gemeente zich heeft schuldig gemaakt aan.. Ondanks vele vermaningen toonde hij geen enkel teken van berouw. Daarom heeft de kerkenraad hem moeten afhouden van het heilig avondmaal. Dit heeft helaas niet mogen leiden tot zijn bekering. Ook daarop volgende vermaningen zijn vruchteloos gebleven. De kerkenraad ziet zich nu geroepen de tuchtoefening voort te zetten en zal tot uitsluiting van deze broeder moeten overgaan, wanneer hij zich niet bekeert van zijn zonde. De kerkenraad deelt u dit nu voor de eerste keer mee. Hij roept u met klem op, de Here aanhoudend te bidden, of Hij deze broeder tot bekering wil brengen.

 

Tweede afkondiging:

Gemeente van onze Here Jezus Christus, de kerkenraad heeft u reeds eerder moeten meedelen, dat een broeder zich heeft schuldig gemaakt aan.. U hebt toen vernomen, dat hem het heilig avondmaal ontzegd was, omdat hij zich niet wilde bekeren. Ook na voortgezette uitoefening van de tucht is bij deze broeder niets van bekering gebleken. Integendeel, alle vermaningen bleven vruchteloos. Nadat de kerkenraad de instemming heeft ontvangen van de classis, deelt hij u met droefheid mee, dat hij ingrijpender tuchtmaatregelen moet nemen. Hij maakt u nu de naam van de betrokken zondaar bekend. Zijn naam is.. Met diepe ernst roept de kerkenraad u op, deze broeder liefdevol te vermanen. Bid de Here, of Hij hem nog tot bekering wil brengen, zodat de zonde uit de gemeente gebannen en de zondaar behouden wordt.

 

Derde afkondiging:

Gemeente van onze Here Jezus Christus, de kerkenraad was tot twee keer toe genoodzaakt u mee te delen dat broeder N. zich heeft schuldig gemaakt aan.. U hebt toen vernomen, dat hij zich niet wilde bekeren en dat hem het heilig avondmaal is ontzegd. De kerkenraad moest ingrijpender tuchtmaatregelen treffen. Maar tot nu toe is van bekering bij deze broeder geen sprake. Integendeel, alle vermaningen zijn vruchteloos gebleven. Daarom deelt de kerkenraad u met droefheid voor de derde en laatste keer mee, dat hij met deze broeder verder moet handelen. Indien hij zich niet bekeert, zal hij op.. buiten de gemeenschap van de kerk worden gesloten. Voor het laatst roept de kerkenraad u dringend op hem liefdevol te vermanen. Bid de Here vurig, of Hij deze broeder nog tot bekering wil brengen, zodat hij zich niet tot het uiterste verhardt.

 

Verantwoording

De kerkenraad heeft u tot drie keer toe bekend gemaakt, dat broeder N. in zonde leeft. Het doel van die afkondigingen was, dat hij zich door uw gebeden en vermaningen tot God zou bekeren en verlost zou worden uit de macht van de satan, die hem in zijn greep houdt. Maar helaas heeft niemand de kerkenraad bericht, dat er bij deze broeder ook maar een spoor van berouw op te merken valt. Toch is hij vele malen gewaarschuwd. Zijn schuld, die op zichzelf al ernstig is, wordt nog verzwaard, doordat hij in de zonde volhardt. De kerkenraad heeft lang geduld met hem gehad, maar weet zich nu geroepen over te gaan tot het laatste redmiddel dat God in zijn Woord geboden heeft, namelijk de uitsluiting uit de gemeente. Deze uitsluiting dient om hem tot schaamte over zijn zonde te brengen, en om te verhinderen dat dit verziekte lid het hele lichaam, namelijk Christus ’ gemeente, aantast; bovenal om te voorkomen dat Gods naam gelasterd wordt.

 

Uitsluiting

Christus heeft de uitoefening van de tucht opgedragen aan zijn ambtsdragers met de woorden: Voorwaar, Ik zeg u, al wat gij op aarde bindt, zal gebonden zijn in de hemel, en al wat gij op aarde ontbindt, zal ontbonden zijn in de hemel (Math. 18:18).
Daarom verklaren wij als herders en opzieners van deze gemeente in de naam van onze Here Jezus Christus, dat N., die zichzelf reeds buiten de gemeente van Christus gesloten heeft, heden buitengesloten wordt. Hij is nu buiten de gemeenschap met Christus gesteld. Hij heeft geen recht meer op de sacramenten. Hij deelt niet meer in de geestelijke weldaden die God aan zijn gemeente schenkt. Zolang hij in zijn zonden volhardt, zal hij naar het bevel van Christus voor u zijn als de heiden en de tollenaar.

Joh. 20:23, 1Kor. 5:13, Math. 18:17

 

Oproep tot de gemeente

Wij roepen u op hem niet als uw vijand te beschouwen. Integendeel, tracht hem te vermanen zoals men een broeder doet. Maar ga ook geen te nauwe banden met hem aan. Laat hem daardoor merken, dat hij zich bekeren moet.

2Tess. 3:14, 3:15

Deze uitsluiting, gemeente, is voor ons een waarschuwend voorbeeld.
Laten wij toch de Here vrezen en nauwkeurig op onszelf letten. Want wie meent te staan, moet toezien, dat hij niet ten val komt. Blijf in de gemeenschap met de Vader en zijn Zoon Christus en ook met alle oprechte christenen, om zo het eeuwige leven te verkrijgen. U hebt gezien, op welke manier onze afgesneden broeder langzamerhand het spoor bijster is geraakt. Leer hieruit, hoe sluw de satan te werk gaat, wanneer hij mensen in het verderf stort en hen afkerig maakt van Gods Woord en de sacramenten.
Weersta het kwaad in het begin. Leg af alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat. Loop met volharding de wedloop, die voor ons ligt. Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Wees nuchter, waak en bid, om niet in verzoeking te vallen.
Heden, wanneer u de stem van de Here hoort, verhard u niet. Bewerk uw behoud met vrees en beven. Laat ieder berouw hebben over zijn zonden, zodat we niet opnieuw door de Here vernederd worden en over een ander gemeentelid bedroefd zouden moeten zijn. Leef eensgezind en godvrezend.

1Kor. 10:12; Hebr. 12:1, 12:2; 1Pet. 5:8; Luc. 22:46; Hebr. 4:7; Filip. 2:12

 

Gebed

Alleen God is het, die in ons werkt het willen en het werken naar zijn welbehagen. Laten wij daarom zijn naam aanroepen met belijdenis van onze zonden.

Rechtvaardige God, barmhartige Vader, wij klagen onszelf aan vanwege onze zonden. Wij erkennen dat wij de pijn en het verdriet over de afsnijding van onze broeder verdiend hebben. Ja, wij zijn allen waard van U afgesneden en verbannen te worden om onze overtredingen. Maar Here, wees ons om Christus ’ wil genadig. Wij hebben berouw over onze zonden en vragen U om vergeving. Geef dat wij ons steeds meer inspannen U te dienen. Doe ons voortdurend op onze hoede zijn voor besmetting door de wereld en door hen die van U zijn afgedwaald. U verheugt Zich niet in de dood van de zondaar, maar wel hierin, dat hij zich bekeert en leeft. Daarom mogen wij in ons midden weer opnemen allen die tot U terugkeren. Geef dat wij ons inspannen, zowel door onze vermaningen als door ons goede voorbeeld, deze afgesneden broeder en anderen die afgedwaald zijn, terug te brengen tot U. Zegen onze vermaningen, zodat wij ons kunnen verblijden over allen die ons nu reden tot droefheid geven.
Onze Vader, die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen.

Bevestiging dominee

FORMULIER VOOR DE BEVESTIGING VAN DIENAREN DES WOORDS

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

 

Inleiding    

De kerkenraad heeft u tweemaal de naam bekend gemaakt van onze beroepen predikant, broeder N., om te vernemen of iemand iets tegen zijn bevestiging had in te brengen. Daar niemand een gegrond bezwaar tegen zijn leer of leven heeft ingebracht, zullen wij nu in de naam van de Here tot zijn bevestiging overgaan.

 

Onderwijzing

Met het oog hierop zult u, broeder N., en wij allen, vooraf horen wat de Heilige Schrift leert over het ambt van dienaren des Woords.

God, onze hemelse Vader, wil uit het verdorven menselijk geslacht een gemeente roepen en vergaderen tot het eeuwige leven. Hij wil daarvoor de dienst van mensen gebruiken. Daarom schenkt Christus vanuit de hemel ambtsdragers aan zijn gemeente. De apostel Paulus wijst daarop, wanneer hij zegt: En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus (Ef. 4:11, 4:12). Als de goede Herder stelt Hij in voortdurende zorg voor zijn kudde herders aan, om in zijn naam de schapen te weiden. Zij verzorgen deze schapen van Christus door de verkondiging van het Woord, door de bediening van de sacramenten en door de dienst der gebeden. Zo wordt de kudde gevoed en op de rechte weg geleid.

Joh. 10:11, 1Pet. 5:1-4, Jer. 3:15, Jer. 23:4

 

Aanvankelijk is deze taak in de christelijke kerk vervuld door de apostelen. Later stelden zij, geleid door de Geest van Christus, in elke gemeente ouderlingen aan. Volgens 1Tim. 5:17 waren er ouderlingen die leiding gaven en ouderlingen die bovendien geroepen waren tot prediking en onderwijs. De laatsten noemen wij thans dienaren des Woords. Zij hebben de bediening van de verzoening ontvangen, waarover Paulus spreekt: En dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft en ons de bediening der verzoening gegeven heeft, welke immers hierin bestaat, dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd. Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God door onze mond u vermaande; in naam van Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen (2Kor. 5:18-20).

Hand. 6:4

 

De taak van de dienaren des Woords kunnen wij dan ook als volgt omschrijven:

In de eerste plaats moeten zij het Woord van God zuiver en overkort aan hun gemeente verkondigen. Zij doen dit overeenkomstig het bevel van de apostel Paulus: Ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, met beroep zowel op zijn verschijning als op zijn koningschap: verkondig het woord, dring erop aan, gelegen of ongelegen, weerleg, bestraf en bemoedig met alle lankmoedigheid en onderrichting (2Tim. 4:1, 4:2). Naar het voorbeeld van deze apostel verrichten zij dit werk in het openbaar en bij de gelovigen thuis. Zij zullen alle dwalingen en ketterijen met Gods Woord weerleggen, de onvruchtbare werken van de duisternis ontmaskeren en de gemeenteleden oproepen Gods navolgers te zijn en in het licht te wandelen. Ook is het hun taak de gemeenteleden te bezoeken, de zieken te vertroosten en de jeugd van de kerk en anderen die door God geroepen worden, te onderwijzen in de heilige Schriften, die hen wijs kunnen maken tot behoud, door het geloof in Jezus Christus. Zo roepen zij door hun vermaning en vertroosting de hele gemeente tot het heil van Christus.

Hand. 20:20, Ef. 5:8-14, 2Tim. 3:15

 

Ten tweede is hun de bediening van de sacramenten opgedragen, omdat Christus het bedienen daarvan aan de verkondiging van het evangelie verbonden heeft. Daarom is het de taak van de dienaren des Woords de doop te bedienen naar het bevel van Christus: Gaat dan heen, maakt al de volkeren tot mijn discipelen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en van de Heilige Geest (Math. 28:19). Ook bedienen zij het avondmaal, waarvan ons de viering door Christus bevolen is, toen Hij zei: Doet dit tot mijn gedachtenis (Luc. 22:19).

Hand. 2:42

 

Ten derde is het hun taak als voorganger van de gemeente in de eredienst de naam van de Here aan te roepen, smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen, voor koningen en alle hooggeplaatsten.

Gen. 4:26, 1Tim. 2:1, 2:2

 

Ten vierde behoren de dienaren des Woords, samen met de ouderlingen, als beheerders van het huis van God er voor te zorgen, dat in de gemeente alles in vrede en met goede orde toegaat, op de manier die Christus geboden heeft. Daarom zien zij toe op de leer en het leven van de gemeenteleden en hoeden Gods kudde.

Tit. 1:7, 1Kor. 14:33, 14:40, 1Tim. 3:1-5, 1Pet. 5:2, 5:3

 

In opdracht van Christus bedienen zij de sleutel van de christelijke tucht, waardoor zij het koninkrijk der hemelen ontsluiten voor de gelovigen en toesluiten voor de ongelovigen.

Math. 18:18

 

Uit dit alles blijkt hoe belangrijk het werk van de dienaren des Woords is, want hierdoor wil God mensen tot het heil brengen. Zij worden genoemd de sterren in de rechterhand van Christus, die wandelt tussen de kandelaren, zijn gemeenten. Zij dragen in dit werk grote verantwoordelijkheid. Paulus schrijft dan ook aan Timoteus: Wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen te onderrichten (2Tim. 2:2). Wanneer zij als herders van de kudde trouw zijn geweest in hun dienst, zullen zij, als de Opperherder verschijnt, de nooit verwelkende krans van de heerlijkheid verwerven.

Op. 1:16, 1Pet. 5:4

 

Bevestiging

Geliefde broeder, u staat gereed uw ambt te aanvaarden. Wij verzoeken u te antwoorden voor God en zijn heilige gemeente op de volgende vragen:

Ten eerste:

Bent u ervan overtuigd, dat God zelf u door zijn gemeente tot deze heilige dienst heeft geroepen?

Ten tweede:

Aanvaardt u de Schriften van het Oude en Nieuwe Testament als het enige Woord van God en de volkomen leer van de verlossing en verwerpt u alles wat daarmee in strijd is?

Ten derde:

Belooft u dat u overeenkomstig deze leer uw ambt trouw zult bedienen en u daarbij godvrezend zult gedragen in heel uw leven?

Ten vierde:

Belooft u zich te onderwerpen aan de kerkelijke vermaning en tucht, overeenkomstig de kerkorde, indien u zich in leer of leven misgaat?

 

Wat is daarop uw antwoord?

(Antwoord:) Ja

(Aan hem die het ambt van dienaar des Woords nog niet heeft bekleed, zal door de voorganger bij het uitspreken van de volgende zegen de hand worden opgelegd.)

 

Zegen

God, onze hemelse Vader, die u geroepen heeft tot dit ambt, versterke u, verlichte u door zijn Geest en leide u zo in de uitoefening van uw ambt, dat u daarin gehoorzaam bent en uw werk vrucht draagt, tot eer van zijn naam en tot uitbreiding van het rijk van zijn Zoon Jezus Christus. Amen.

 

Opdracht

Geliefde broeder in Christus, God onze Vader heeft Zich deze gemeente verworven door het bloed van zijn eigen Zoon, onze Here Jezus Christus. De Heilige Geest heeft u tot opziener en herder over deze gemeente aangesteld. Zie daarom toe op uzelf. Wees een voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in geloof en in reinheid. Hebr Christus lief en weid zijn schapen, niet gedwongen of uit winstbejag, maar vrijwillig en vol toewijding, zoals de Here van u vraagt. Hoed u ook voor heerszuchtig optreden tegen hen die aan uw herderlijke zorgen zijn toevertrouwd. Verkondig de zuivere leer, zodat de gemeente door uw prediking en onderwijs bewaard blijft bij Gods Woord. Lijd met de anderen als een goed soldaat van Christus Jezus. Veronachtzaam de gave niet, waarmee de Here u voor deze dienst heeft toegerust. Verricht uw taak met inzet van al uw krachten en met volharding. Zo zult u niet alleen uzelf, maar ook hen die u horen, behouden en de Here zal met u zijn.

Hand. 20:28, 1Tim. 4:12-16, 1Pet. 5:2, 5:3, 1Tim. 5:17b, 2Tim. 4:2, 2Tim. 2:3, 1Tim. 4:14, 1Tim. 4:15, 4:16

 

Geliefde broeders en zusters, de Here heeft deze dienaar aan u gegeven.

Denkt eraan, dat God zelf u door hem aanspreekt. Neemt daarom de woorden, die hij naar de Schrift tot u spreekt, met blijdschap aan. Ontvangt deze dienaar met vreugde, want liefelijk zijn de voeten van hen die een goede boodschap brengen. Hebt achting voor hem vanwege zijn werk. Bidt voor hem, dat hij zijn taak naar behoren kan verrichten. Gehoorzaamt hem en onderwerpt u aan hem, want hij waakt over uw zielen en zal voor God rekenschap moeten afleggen. Laat hij zijn werk met vreugde doen en er niet onder gebukt hoeven te gaan, want dat zou u geen voordeel brengen. Als u zo deze dienaar van de Here ontvangt, zal Gods vrede over u komen en beerft u het eeuwige leven.

Filip. 2:29, 1Tess. 2:13, Jes. 52:7, Rom. 10:15, Hebr. 13:17, Math. 10:12, 10:13

 

Gebed

Omdat wij uit onszelf tot dit alles niet in staat zijn, zullen wij nu de almachtige God aanroepen.

Barmhartige Vader, U vergadert door Jezus Christus, uw Zoon, uit het verloren menselijk geslacht een gemeente tot het eeuwige leven. Wij danken U, dat U die gemeente wilt vergaderen door de dienst van mensen en aan uw kerk hier deze dienaar des Woords schenkt. Wij bidden U, wil hem door uw Geest toerusten tot de dienst waartoe U hem geroepen hebt.   Verlicht zijn verstand om de Schriften te verstaan en open zijn mond, zodat hij vrijmoedig de verborgenheden van het evangelie verkondigt. Geeft hem wijsheid en trouw om de kudde, waarover hij gesteld is, op de rechte weg te leiden en in christelijke vrede te bewaren. Geef hem dat hij zijn dienst zo zal uitoefenen, dat uw kerk daardoor wordt bewaard en vermeerderd. Bemoedig en vertroost hem door uw Geest, zodat hij standvastig blijft in moeiten en beproevingen, en eens met alle trouwe dienstknechten zal ingaan tot het feest van zijn Heer. Wil ook allen die aan zijn liefde zijn toevertrouwd, de genade verlenen dat zij deze dienaar erkennen als door U gezonden. Geef dat zij de leer en de vermaning van Christus, waarmee deze herder tot hen komt, aannemen en zich met vreugde aan zijn leiding onderwerpen. Geef dat allen door zijn dienst in Christus geloven en het eeuwige leven beerven. Verhoor ons, o barmhartige Vader, door uw geliefde Zoon, onze Here Jezus Christus. In zijn naam bidden wij U: Onze Vader, die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeeft ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen.

Bevestiging missionaire dominee

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

Inleiding                

De kerkenraad heeft u tweemaal de naam bekend gemaakt van onze broeder N., om te vernemen of iemand iets tegen zijn bevestiging als missionaire dienaar des Woords had in te brengen. Daar niemand een gegrond bezwaar tegen zijn leer of leven heeft ingebracht, zullen wij nu in de naam van de Here tot zijn bevestiging over gaan.

Onderwijzing  

Met het oog hierop zult u, broeder N., en wij allen, vooraf horen wat de Heilige Schrift leert over het ambt van dienaren des Woords, afgezonderd om het evangelie te prediken aan alle volken.

God, onze hemelse Vader, wil uit elke stam en taal en volk en natie van het menselijk geslacht een gemeente roepen en vergaderen tot het eeuwige leven. Hiertoe heeft Hij zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden. Deze is gekomen als de goede Herder, die zijn leven inzet voor zijn schapen, zodat zij leven en overvloed hebben.

Op. 5:9, Joh. 3:16, 3:17, Joh. 10:11, 10:12

Hij roept zijn schapen niet alleen uit Israel maar uit alle volken en leidt hen naar zijn stal, zodat het zal worden een kudde, een Herder. Om zijn kerk te vergaderen, heeft de Here Christus de Geest der waarheid gezonden. Deze Geest heeft door de apostelen getuigd dat Jezus de Christus is.

Hand. 2:39, Joh. 10:16, Joh. 15:26, 15:27

Christus zelf had deze apostelen gezonden, zoals Hij door de Vader gezonden was. Zij hebben gezien en getuigd, dat de Vader de Zoon gezonden heeft als Hij als Heiland der wereld. Het is de roeping van de gemeente dit getuigenis van de apostelen in de wereld te laten horen en daardoor de mensen te bewegen tot geloof in Christus, de gekruisigde. De Heilige Geest heeft van de tijd van de apostelen af de gemeente opgedragen bepaalde mannen, die God hiertoe geroepen heeft, af te zonderen tot dit werk.

Joh. 20:21, 20:22, 1Joh. 4:14, Rom. 10:14, 10:15, 10:17, Hand. 13:2

Om deze opdracht te vervullen, heeft de gemeente een dienaar des Woords van de Here Jezus Christus ontvangen. Overeenkomstig de opdracht van de Here Christus en zijn apostelen behoort hij in de eerste plaats het Woord van God te verkondigen aan hen die zonder Christus zijn, opdat zij die veraf zijn, dicht bij komen door het bloed van Christus. Want nu zijn zij uitgesloten van het burgerrecht van Israel en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld.

Als gezant van Christus is hem de bediening der verzoening gegeven, want God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende. Daarom zal hij in de naam van Christus vragen: Laat u met God verzoenen (2Kor. 5:19, 5:20). Hij moet vasthouden aan het betrouwbare Woord naar de leer waarin hij onderwezen is, zodat hij ook in staat is te vermanen en de tegensprekers te weerleggen.

Tit. 1:9

 

In de tweede plaats behoort hij hen die door het onderwijs discipelen van Christus geworden zijn, te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Hij moet hun leren onderhouden alles wat de Here Christus aan zijn gemeente bevolen heeft.

Math. 28:19, Ef. 4:21

En omdat Christus zijn gemeente ook heeft opgedragen zijn dood te verkondigen, totdat Hij komt, behoort hij de tafel des Heren aan te richten in het midden van de vergadering der gelovigen.

1Kor. 11:23, 11:26

De gelovigen die in leer of leven zondigen, zal hij moeten vermanen. En wanneer zij zich aan de vermaningen niet storen, moet hij hun het gebruik van de sacramenten ontzeggen. Want Paulus zegt: Gij kunt niet de beker des Heren drinken en de beker der boze geesten; gij kunt niet aan de tafel des Heren deel hebben en aan de tafel der boze geesten (1Kor. 10:21).

 

Ten derde moet hij naar het voorbeeld en volgens de opdracht van de apostel Paulus betrouwbare mensen tot ouderlingen en diakenen aanstellen, zodra dit mogelijk is. Dezen moeten bekwaam zijn ander en te onderwijzen en Gods gemeente, die Hij Zich door het bloed van zijn eigen Zoon verworven heeft, te weiden. Hij mag evenwel niemand overhaast de handen opleggen.

Hand. 14:23, Tit. 1:5, 1:6, 2Tim. 2:2, Hand. 20:28, 1Tim. 5:22

 

Tot het volbrengen van deze opdracht heeft de Here Christus, aan wie alle macht is gegeven in hemel en op aarde, zijn apostelen en in hen ook zijn gemeente met haar dienaren bemoedigd met de belofte: En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding de wereld (Math. 28:20). Dan zal de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, zijn neergedaald uit de hemel. De belofte zal dan voor die stad in vervulling zijn gegaan: De heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Klaagl. En de volken zullen bij haar licht wandelen en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid in haar (Op. 21:23b, 21:24).

Math. 28:18, Op. 21:10

 

Uit dit alles blijkt, hoe belangrijk het werk van de missionaire dienaren des Woords is, want hierdoor wil God mensen tot het heil brengen. Zij dragen in dit werk grote verantwoordelijkheid. Paulus schrijft dan ook aan Timoteus: Wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen te onderrichten (2Tim. 2:2).

 

Wanneer zij in hun dienst trouw zijn geweest, ligt voor hen gereed de krans van de rechtvaardigheid, die de Here, de rechtvaardige Rechter, hun zal geven.

2Tim. 4:8

 

Bevestiging        

U staat nu gereed, broeder N., de dienst zoals die zojuist omschreven is, in het midden van de gemeente te aanvaarden. Wil daarom voor God en zijn heilige gemeente op de volgende vragen antwoorden:

Ten eerste:

Bent u er van overtuigd, dat God zelf u door zijn gemeente tot deze heilige dienst heeft geroepen?

Ten tweede:

Aanvaardt u de Schriften van het Oude en Nieuwe Testament als het enige Woord van God en de volkomen leer van de verlossing en verwerpt u alles wat daarmee in strijd is?

Ten derde:

Belooft u dat u overeenkomstig deze leer uw ambt trouw zult bedienen, in nauwe samenwerking met de raad van deze gemeente en u daarbij godvrezend zult gedragen in heel uw leven?

Ten vierde:

Belooft u zich te onderwerpen aan de kerkelijke vermaning en tucht, overeenkomstig de kerkorde, indien u zich in leer of leven misgaat? Wat is daarop uw antwoord? (Antwoord:) Ja.

 

Zegen                                                        

(Aan hem die het ambt van die naar des Woords nog niet heeft bekleed, zal door de voorganger bij het uitspreken van de volgende zegen de hand worden opgelegd.) God, onze hemelse Vader, die u geroepen heeft tot dit ambt, versterke u, verlichte u door zijn Geest en leide u zo in de uitoefening van uw ambt, dat u daarin gehoorzaam bent en uw werk vrucht draagt, tot eer van zijn naam en tot uitbreiding van het rijk van zijn Zoon Jezus Christus. Amen.


Opdracht

Geliefde broeder in Christus, God heeft u door zijn gemeente geroepen als dienaar van onze Here Jezus Christus. Ga dan in de kracht van de Heilige Geest uit tot de arbeid. Schaam u niet voor het getuigenis van onze Here, maar weest bereid voor het evangelie te lijden in de kracht van God, die ons behouden heeft en geroepen met een heilige roeping.
2Tim. 1:8, 1:9

 

Geliefde broeders en zusters, ontvangt u van uw kant deze dienaar met blijdschap. Bidt voor hem, dat het Woord van God snelle voortgang heeft en verheerlijkt wordt, evenals bij u. Vraagt de Here, of velen die zijn prediking zullen horen, zich tot God mogen bekeren. Smeekt onze hemelse Vader, dat Hij onze broeder en de zijnen behoedt op al hun wegen.

2Tess. 3:1, Ps. 91:11

Hem nu die bij machte is ons te versterken, Hem, de alleen wijze God, zij, door Jezus Christus, de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen.

Rom. 16:25, 16:27

 

Gebed

Omdat wij uit onszelf tot dit alles niet in staat zijn, zullen wij nu de almachtige God aanroepen. Barmhartige Vader, wij danken U, dat U uit het verloren menselijk geslacht door de dienst van mensen U een gemeente wilt vergaderen tot het eeuwige leven. Vandaag hebt U in uw genade aan ons, uw gemeente, een dienaar gegeven, om in dienst van het evangelie te arbeiden onder de volken. Wij bidden U, wil hem door uw Geest steeds weer bekwaam maken tot de dienst waartoe U hem geroepen hebt. Wil zijn verstand verlichten, zodat hij uw evangelie zuiver verkondigt en daardoor velen mogen komen tot geloof in de Here Jezus Christus. Schenk hem wijsheid en volharding in alle moeiten en verdrukkingen, die hem in zijn dienst kunnen overkomen. Bewaar hem op al zijn wegen. Geef hem uw genade, dat hij met volharding vasthoudt aan uw Woord, en met al uw getrouwe dienstknechten mag ingaan tot het feest van zijn Heer. Wij bidden U, geef ons en de gemeenten die met ons verbonden zijn in deze arbeid, uw genade, dat wij gelovig acht geven op uw werk in deze dienst van het evangelie en uw dienaar voortdurend opdragen in onze gebeden, zodat wij ons mogen verblijden over de zegetocht van het evangelie tot de einden der aarde.

Vergader al uw uitverkorenen, zodat de grote dag van Jezus Christu s spoedig mag aanbreken. Verhoor ons, barmhartige Vader, door uw geliefde Zoon, onze Here Jezus Christus. In zijn naam bidden wij U: Onze Vader, die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen.

Bevesting ambtsdragers

FORMULIER VOOR DE BEVESTIGING VAN OUDERLINGEN EN DIAKENEN
 

Gemeente van onze Here Jezus Christus,
 

Inleiding          
De kerkenraad heeft u tweemaal de namen van de broeders bekend gemaakt, die tot ouderling en diaken van deze gemeente gekozen zijn, om te vernemen of iemand iets tegen hun bevestiging had in te brengen. Daar niemand een gegrond bezwaar tegen hun leer of leven heeft ingebracht, zullen wij nu in de naam van Here tot hun bevestiging overgaan.


Onderwijzing
Met het oog hierop zullen wij vooraf met elkaar luisteren naar wat de Heilige Schrift ons leert over het ambt van ouderlingen en diakenen.
Christus, die als Hoofd van de kerk zit aan de rechterhand van God de Vader, regeert en verzorgt zijn gemeente op aarde. Hij wil daarvoor de dienst van mensen gebruiken. Daarom schenkt Christus ambtsdragers aan zijn gemeente.
De apostel Paulus wijst daarop, wanneer hij zegt: En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus (Ef. 4:11, 4:12). Daarin betoont Christus Zich de goede Herder. In voortdurende zorg voor zijn kudde stelt Hij herders aan, om in zijn naam de schapen te weiden.

Joh. 10:11, 1Pet. 5:1-4, Jer. 3:15, Jer. 23:4

 

(Oud.)
Over het ambt van ouderlingen lezen wij in het Nieuwe Testament dat de apostelen, geleid door de Geest van Christus, in elke gemeente ouderlingen, ook wel oudsten genoemd, aanstelden. Reeds in het Oude Testament werd met het woord oudste een persoon aangeduid die een regeerambt bekleedde. Nu waren er in de eerste christelijke gemeente ouderlingen die leiding gaven en ouderlingen die bovendien geroepen waren tot prediking en onderwijs. De laatsten noemen wij dienaren des Woords. Met hen vormen de ouderlingen de raad van Christus ' gemeente. Door aan de ouderlingen met de dienaren des Woords de leiding van de gemeente toe te vertrouwen, beschermt Christus zijn kerk tegen heerszuchtig optreden van enkelingen.

Hand. 14:23, 1Tim. 5:17, 1Tim. 4:14

Over de taak van de ouderlingen spreekt het Nieuwe Testament op meer dan een plaats. Aan hen is met de dienaren des Woords toevertrouwd de gemeente te regeren en herderlijk te verzorgen.

1Pet. 5:2

In de eerste plaats zien zij erop toe, dat elk lid van de gemeente zich in belijdenis en wandel gedraagt naar het evangelie. Zij bezoeken trouw de leden van de gemeente, om hen met het Woord van God te vertroosten, te vermanen en te onderwijzen. Zij wijzen hen die zich in leer of leven misgaan, terecht en dragen er naar vermogen zorg voor, dat de sacramenten niet ontheiligd worden. Over hen die volharden in hun zonde, oefenen zij de christelijke tucht.

Hand. 20:28-31, 1Tess. 2:11, 2:12, 1Tess. 5:14 Tit. 1:9, Math. 18:17, 18:18

Vervolgens behoren zij als beheerders van het huis van God ervoor te zorgen, dat in de gemeente alles in vrede en met goede orde toegaat, op de manier die Christus geboden heeft. Het is hun taak erop toe te zien, dat niemand zonder wettige roeping het ambt bekleedt. Zij moeten met raad en daad de dienaren des Woords behulpzaam zijn.

Tit. 1:7, 1Kor. 14:33

In de derde plaats zien de ouderlingen toe op leer en leven van de dienaren des Woords: Er mag immers geen dwaalleer verkondigd worden en de gemeente moet in elk opzicht worden opgebouwd. De apostel Paulus vermaant de ouderlingen erop toe te zien, dat geen wolven de schaapskooi van Christus binnendringen.

Hand. 20:28-31

Om deze taak als herder over Gods kudde trouw te kunnen vervullen, moeten de ouderlingen de Schrift ijverig onderzoeken en zich oefenen in de dienst van God.

Hand. 20:28, 1Tim. 3:1-7, 1Tim. 4:7, 4:8

 

(Diak.)
Over de dienst der barmhartigheid leert de Schrift, dat deze voortvloeit uit de liefde van Christus. Hij kwam in de wereld om te dienen en ontfermde Zich over velen die in nood waren. In navolging van haar Heer zorgde de eerste christelijke gemeente ervoor, dat niemand in haar midden gebrek had. Aan ieder werd uitgedeeld naar behoefte.
De Here roept ook nu tot het betonen van gastvrijheid, offervaardigheid en barmhartigheid, om zwakken en hulpbehoevenden volop te laten delen in de vreugde van Gods volk. In de gemeente van Christus mag niemand ongetroost leven onder de druk van ziekte, eenzaamheid en armoede.

Mark. 10:45, Luc. 22:27, Joh. 13:15, Hand. 2:45, Hand. 4:32-37, Math. 25:31-46, Rom. 12:13, Hebr. 13:2, 13:16, 1Pet. 4:9, 1Pet. 5:2, Deut. 14:28, 14:29, Deut. 16:11, 16:14, Deut. 24:19-21

Ter wille van dit dienstbetoon heeft Christus diakenen aan zijn gemeente geschonken. Wij lezen hoe de apostelen speciale ambtsdragers lieten verkiezen, toe zij zelf door hun vele arbeid niet in staat waren deze dienst naar behoren te vervullen.

Filip. 1:1, 1Tim. 3:8-13, Hand. 6:1-7

Het is daarom de taak van de diakenen te zorgen voor de goede voortgang van dit dienstbetoon in de gemeente. Zij zullen zich door huisbezoek van de moeiten op de hoogte stellen en de leden van de gemeente tot hulpbetoon opwekken. Bovendien moeten zijn de gaven inzamelen, beheren en in Christus ' naam uitdelen. De diakenen behoren de gemeenteleden die Christus ' liefdegaven ontvangen, met Gods Woord te bemoedigen en te vertroosten. Zij zullen zich met woord en daad beijveren, dat ook hierin de gemeenschap die de Heilige Geest   in de gemeente werkt en aan het heilig avondmaal doet genieten, zichtbaar wordt. Zo zullen zij toenemen in liefde tot elkaar en tot alle mensen.

Hand. 11:29, 2Kor. 8:9, 1Tim. 5:16, Rom. 12:8, 1Tess. 3:12, 1Pet. 1:7, Gal. 6:10

 

Bevestiging
Geliefde broeders, u staat gereed uw ambt te aanvaarden. Wij verzoeken u te antwoorden voor God en zijn heilige gemeente en op de volgende vragen:
Ten eerste:
Bent u ervan overtuigd, dat God zelf u door zijn gemeente tot deze dienst heeft geroepen?
Ten tweede:
Aanvaardt u de Schriften van het Oude en Nieuwe Testament als het enige Woord van God en de volkomen leer van de verlossing en verwerpt u alles wat daarmee in strijd is?
Ten derde:
Belooft u dat u overeenkomstig deze leer uw ambt trouw zult bedienen en u daarbij godvrezend zult gedragen in heel uw leven?
Ten vierde:
Belooft u zich te onderwerpen aan de kerkelijke vermaning en tucht, overeenkomstig de kerkorde, indien u zich in leer of leven misgaat?

Wat is daarop uw antwoord?
(Antwoord:) Ja.

 

Zegen

(Daarop spreekt de voorganger:)
De almachtige God en Vader geve u zijn genade, dat u deze dienst trouw en vruchtbaar zult vervullen. Amen.

 

Opdracht

(Oud.)
Broeders ouderlingen, weest samen met de dienaren des Woords trouw in het regeren van de gemeente en gedraagt u als herders over Gods kudde in het vertroosten en vermanen. Ziet erop toe, dat de gemeente blijft bij de zuivere leer en daar ook naar leeft. Neemt ter harte wat de apostel Petrus leert: Hoedt de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden van de kudde (1Pet. 5:2, 5:3).

Eze. 33:6, 33:7, Jer. 6:17, Jes. 62:6, Hebr. 13:17

(Diak.)
Broeders diakenen, weest trouw en ijverig bij het inzamelen en beheren van de gaven en deelt die blijmoedig uit aan hen die hulp nodig hebben. Bemoedigt en helpt allen die in zorg leven of eenzaam zijn. Geeft in dit alles aan de gemeente een goed voorbeeld van het dienstbetoon waartoe Christus ons allen roept. Weest trouw in uw dienst. Bewaart de verborgenheid van het geloof in een zuiver geweten. Dan zult u zich bijzondere achting verwerven en veel vrijmoedigheid om te spreken door het geloof van in Christus Jezus en eens ingaan tot het feest van uw Heer.

1Tim. 3:9, 1Tim. 3:13, Math. 25:21

 

En u, geliefde broeders en zusters, ontvangt deze mannen als dienaren van God.

1Tess. 5:12, 5:13

(Oud.)  
Aanvaardt van harte de ouderlingen als opzieners en herders van de gemeente. Hebt grote achting voor hen om hun werk. Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan hen, want zij zijn het, die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen.

Hebr. 13:17

(Diak.)
Zorgt dat de diakenen middelen hebben om hun arbeid te verrichten. Weest goede rentmeesters over wat de Here u toevertrouwt en weet u in de gemeente van Christus geroepen om te dienen. Laat ieder die in de gemeente in nood verkeert, dankbaar de hulp aanvaarden, die Christus door de diakenen hem geven wil.

 

Gebed
Here God, hemelse Vader, U hebt tot opbouw van uw gemeente naast de dienaren des Woords ouderlingen en diakenen gegeven. Wij danken U, dat U ons broeders geschonken hebt die met uw Geest vervuld zijn. Verleen hun steeds meer de gaven die zij nodig hebben: wijsheid, vrijmoedigheid, onderscheidingsvermogen en barmhartigheid, zodat ieder zijn ambt vervult zoals U dat vraagt. Schenk hun uw genade, dat zij in hun arbeid trouw mogen voortgaan, zonder zich te laten ophouden door moeite en verdriet of door vervolging van de wereld. Zegen deze gemeente, waarover zij gesteld zijn. Laat ieder zich aan de goede vermaning van de ouderlingen onderwerpen en hen eren om hun ambt. Omdat wij uit onszelf tot dit alles niet in staat zijn, zullen wij nu de almachtige God aanroepen. Geef ons vurige liefde tot elkaar. Maak dat wij de diakenen met blijdschap van het nodige voorzien, zodat het diegenen die hulp nodig hebben, aan niets ontbreekt. Wij bidden U, of door de dienst van ieder de heiligen toegerust mogen worden tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus. Verhoor ons, barmhartige Vader, door uw geliefde Zoon, onze Here Jezus Christus. In zijn naam bidden wij U: Onze Vader, die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen.

Huwelijk
Formulier voor de bevestiging van het huwelijk in de gemeente van Christus

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

De kerkenraad heeft u tweemaal bekend gemaakt, dat ## en ## de kerkelijke bevestiging van hun huwelijk hebben aangevraagd. Vanuit de gemeente zijn geen gegronde bezwaren tegen de bevestiging ingediend. Daarom zullen wij onder aanroeping van Gods naam daartoe overgaan. Laten wij vooraf uit de Schrift horen, hoe God het huwelijk heeft ingesteld als gave en opdracht aan man en vrouw.

In 1 lezen we dat God na de schepping van hemel en aarde de mens schiep naar zijn beeld. Hierop volgen meteen de woorden: Man en vrouw schiep Hij hen. God zegende hen en God zei tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het gedierte dat op de aarde kruipt (Gen. 1:27, 1:28).

Dat de Here de instelling van het huwelijk noodzakelijk achtte, blijkt duidelijk uit Gen. 2:18-23. We lezen daar immers dat Hij zei: Het is niet goed dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken die bij hem past. Toen Adam in het paradijs aan de dieren namen gaf, merkte hij dat hij voor zichzelf geen hulp vond die bij hem paste. Daarop deed God een diepe slaap over Adam komen. Hij nam een van zijn ribben en bouwde die tot een vrouw. En Adam zong, toen God haar bij hem bracht: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal ‘ mannin ’ heten, omdat zij uit de man genomen is.

Deze hechte band tussen man en vrouw houdt in dat zij een eigen gezin gaan vormen. Daarom zal, zo lezen we, een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en zij zullen tot een vlees zijn. Christus heeft deze woorden over het huwelijk als instelling van God bevestigd en voegde daaraan toe: Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet (Math. 19:6). Hieruit leren wij, dat God in zijn wijsheid man en vrouw samenbrengt en hen in diepe levenseenheid aan elkaar verbindt. Wanneer nu een man en een vrouw elkaar willen toebehoren, zijn zij volgens Gods ordening verplicht een huwelijksverbond aan te gaan. Zo zal iedere man zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man. Dan wordt ontucht vermeden en zal ons lichaam, dat immers een tempel is van de Heilige Geest, niet verontreinigd worden.

Omdat God wil dat de band van het huwelijk niet verbroken wordt, waarschuwt Hij ons in de Schrift op verscheidene plaatsen tegen het kwaad van de echtbreuk, dat Hij zeker niet ongestraft zal laten. Maar de gehuwden die elkaar trouw blijven, zal Hij zegenen, en verenigd als ze zijn door zijn hand, zal niets hen in dit leven van elkaar mogen scheiden.

Gods Woord onderwijst ons ook over het doel van het huwelijk. Ten eerste zullen man en vrouw in liefde en met vreugde elkaar toebehoren en in alle dingen van het tijdelijke en eeuwige leven elkaar trouw helpen. Vervolgens zullen zij onder de zegen van God, die gezegd heeft: Weest vruchtbaar en wordt talrijk (Gen. 1:28), meewerken aan de uitbreiding van het menselijk geslacht. Zij moeten hun kinderen, wanneer zij die van God ontvangen, opvoeden in de kennis en dienst van de Here, tot zijn eer, tot opbouw van zijn kerk en tot heil van die kinderen.

Laten we nu ook luisteren naar wat de Schrift zegt over de verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk. De apostel Paulus leert ons, dat de eenheid van man en vrouw in het huwelijk een diepe betekenis heeft. Hij spreekt van een grote verborgenheid en heeft dan het oog op Christus en de gemeente. Zoals Christus het Hoofd is van de kerk, en gezag over haar heeft, zo heeft de man als hoofd gezag over zijn vrouw. Zoals Christus zijn gemeente leidt, verzorgt en beschermt, behoort de man zijn vrouw liefdevol te leiden, de verzorgen en te beschermen. Zoals de gemeente zich laat leiden door Christus, zo moet de vrouw zich gehoorzaam toevertrouwen aan de leiding van haar man, ze moet hem volgen en helpen in alle dingen die naar Gods wil zijn. Door zo elkaar te aanvaarden, zullen man en vrouw hoe langer hoe meer de eenheid van Christus en zijn gemeente vertonen.

Aan de opdracht van God om als man en vrouw naar zijn Woord te leven, heeft Hij rijke beloften verbonden. De Here wil zegenen wie als getrouwden Hem vrezen en zijn geboden eerbiedigen. We lezen immers in Ps. 128:1, 128:2 de belofte: Welzalig ieder die de HERE vreest, die in zijn wegen wandelt, want gij zult eten de opbrengst van uw handen; welzalig gij, het zal u welgaan. Vanwege de zonde zullen zorg, moeite en verdriet de gehuwden niet bespaard blijven. Maar zij mogen leven in het vertrouwen dat de Here hen helpen zal met zijn vaderlijke hand. Zij mogen vast geloven dat de Here hun schuld wil vergeven, zoals ook zij elkaar hun zonden en tekortkomingen vergeven. Door Christus Jezus onze Here wordt het huwelijk immers geheiligd en dienstbaar gemaakt aan de komst van zijn koninkrijk.

(De voorganger verzoekt het bruidspaar op te staan.)

Bruidegom en bruid, hoort nu naar wat de Here in zijn Woord van u vraagt.

Bruidegom, heb uw vrouw lief als uw eigen lichaam, zoals Christus zijn gemeente liefheeft: geef haar leiding, verzorg en bescherm haar. Wees trouw in de uitoefening van uw beroep, zodat u in staat bent uw gezin te onderhouden en andere mensen te helpen. Vrees de Here en leef verstandig met uw vrouw en bewijs haar eer. Zij is immers ook medeerfgenaam van Gods genade in dit en in het toekomstige leven. Dan zullen uw gebeden ook niet belemmerd worden.

Bruid, heb uw man lief, aanvaard gehoorzaam zijn leiding en volg hem, zoals de gemeente zich door Christus laat leiden. Vrees de Here, wees uw man tot hulp, en zorg ook goed voor uw gezin. Leef ingetogen en tooi u met het sieraad van goede werken, die God wil belonen in dit en in het toekomstige leven.

Blijft elkaar trouw en weest zo zegenrijk werkzaam op de plaats die God u geeft in de gemeente en in de samenleving.

U hebt nu gehoord dat het huwelijk door God is ingesteld en ook is u voorgehouden, hoe de Here wil dat u daarin leven zult.

Verklaart u hier voor God en zijn heilige gemeente, dat het uw oprechte voornemen is in uw huwelijk overeenkomstig Gods wil te leven?

(Antwoord:) Ja.

Onze Here God verlene u door zijn Heilige Geest de kracht om uw belofte, die u gegeven hebt bij het begin van uw huwelijk, na te komen, al de dagen die Hij u samen schenken wil.

Wilt u elkaar nu de rechterhand geven en antwoorden op de volgende vragen:

(De voorganger vraagt aan de bruidegom:)

##, belooft u hier voor God en zijn heilige gemeente, nu u ## tot uw vrouw genomen hebt, haar in liefde te leiden, te verzorgen en te beschermen? Zult u heilig met haar leven, haar nooit verlaten, maar haar trouw blijven in goede en kwade dagen, in rijkdom en armoede, in gezondheid en ziekte, totdat de dood u zal scheiden? Belooft u zo in uw huwelijk overeenkomstig het evangelie te willen leven?

(Antwoord:) Ja.

(De voorganger vraagt aan de bruid:)

##, belooft u hier voor God en zijn heilige gemeente, nu u ## tot uw man genomen hebt, hem in liefde te volgen, voor hem te zorgen en hem te helpen in alle dingen die naar Gods wil zijn? Zult u heilig met hem leven, hem nooit verlaten, maar hem trouw blijven, in goede en kwade dagen, in rijkdom en armoede, in gezondheid en ziekte, totdat de dood u zal scheiden? Belooft u zo in uw huwelijk overeenkomstig het evangelie te willen leven?

(Antwoord:) Ja.

(De voorganger spreekt tot het bruidspaar:)

De Vader van alle barmhartigheid, die u door zijn genade tot dit huwelijk geroepen heeft, verbinde u met ware liefde en trouw en geve u zijn zegen.

Amen.

[Zingen]

Laten we nu de naam van de Here aanroepen in dankzegging en gebed.

Almachtige God en Vader, wij roemen uw wijsheid en goedheid die U openbaart in al uw werken, ook in de instelling van het huwelijk. U hebt in het paradijs gezegd dat het niet goed is, dat de mens alleen blijft. U gaf Adam een hulp die bij hem paste en U bracht hen samen, opdat zij die twee waren, een zouden zijn. Ook deze bruidegom en bruid hebt U tot het huwelijk geroepen. Wij danken U, dat U hen aan elkaar hebt verbonden. En wij bidden U, wil hun uw Heilige Geest geven, zodat zij in een vast geloof heilig leven naar uw wil en de macht van de zonde weerstaan. Verhef uw aangezicht over hen en leid hen in voorspoed en tegenspoed aan uw vaderhand.

Schenk hun uw zegen, zoals U de gelovige vaderen Abraham, Isaak en Jakob gezegend hebt. Betoon U aan hen de trouwe God van het verbond en ook aan hun kinderen, wanneer het U belieft hun die te geven. Verleen hun wijsheid en kracht om die kinderen godvrezend op te voeden tot eer van uw heilige naam, tot opbouw van uw gemeente en tot verbreiding van het evangelie. Geef dat zij in gemeenschap met Christus leven en in oprechte liefde elkaar trouw blijven tot eer van U en tot zegen van hun naasten. Doe hen met heel uw kerk uitzien naar de grote dag van de bruiloft van het Klaagl. Wil ons horen, barmhartige Vader, door Jezus Christus, uw Zoon, die met U en de Heilige Geest leeft en regeert in eeuwigheid. Amen.

Onze trouwe God en Vader vervulle u met zijn genade en geve u, dat u vele jaren in liefde en eensgezindheid heilig voor Hem zult leven. Amen.