Loading...
1. | En Jona bad tot de Here, zijn God, uit het ingewand van de vis. |
2. | Hij zeide: Ik riep uit mijn nood tot de Here en Hij antwoordde mij; uit de schoot van het dodenrijk schreeuwde ik, Gij hoordet mijn stem. |
3. | Gij hadt mij geworpen in de diepte, in het hart der zee, en een waterstroom omving mij; al uw brandingen en uw golven gingen over mij heen. |
4. | En ik, ik zeide: verstoten ben ik uit uw ogen, zou ik ooit weer uw heilige tempel aanschouwen? |
5. | Wateren omringden mij, zij bedreigden mijn leven, de diepte omving mij, met zeewier was mijn hoofd omwonden. |
6. | Tot de grondvesten der bergen zonk ik neer; de grendelen der aarde waren voor altoos achter mij. Toen trokt Gij mijn leven uit de groeve omhoog, o, Here, mijn God! |
7. | Toen mijn ziel in mij versmachtte, gedacht ik de Here, en mijn gebed kwam tot U in uw heilige tempel. |
8. | Zij die nietige afgoden dienen, geven Hem prijs, die hun goedertieren is. |
9. | Maar ik, met lofzegging wil ik aan U offeren; wat ik beloofd heb, wil ik betalen; de redding is des Heren. |
10. | En de Here sprak tot de vis en deze spuwde Jona uit op het droge. |