Loading...
1. | De Godsspraak over Moab. Waarlijk, in de nacht is Armoab verwoest, verdelgd! Waarlijk, in de nacht is Kirmoab verwoest, verdelgd! |
2. | Men gaat op naar de tempel, Dibon naar de hoogten om te wenen; in Nebo en Medeba jammert Moab; ieders hoofd is kaal geschoren, elke baard is afgesneden. |
3. | Op zijn straten heeft men zich met rouwgewaad omgord; op zijn daken en op zijn pleinen jammert alles, wegsmeltend in geween. |
4. | Ook Chesbon en Elale schreeuwen, tot Jahas wordt hun stem gehoord; daarom maken Moabs gewapenden alarm, zijn moed begeeft hem. |
5. | Mijn hart schreeuwt om Moab; zijn vluchtelingen zijn al bij Soar, Eglatselisia; ja, de helling van Luchit gaat men al wenende op, ook op de weg van Choronaim heft men een noodgeschrei aan. |
6. | Waarlijk, de wateren van Nimrim worden woestenijen, want het gras is verdord, het kruid is verwelkt, er is geen groen. |
7. | Daarom dragen zij over de Wilgenbeek wat zij gespaard en bewaard hadden. |
8. | Voorwaar, het geschreeuw is Moabs gebied rondgegaan, zijn gejammer klinkt tot Eglaim, zelfs te Beerelim klinkt zijn gejammer. |
9. | Want de wateren van Dimon zijn vol bloed, maar Ik zal over Dimon nog meer brengen: een leeuw over de ontkomenen van Moab en over het overblijfsel des lands. |