The screen of this device is too small to show the site.

Please view this site on a device with a width of more than 300px.
a-A

Hos. 5 NBG Hosea 5


1. Hoort dit, gij priesters, en merk op, gij huis Israels, en neig het oor, gij huis des konings! Want u gaat het gericht aan, omdat gij een strik zijt geworden voor Mispa, en een uitgespannen net op de Tabor.
2. De afvalligen hebben een diepe valkuil gemaakt; terwijl Ik door hen allen ben terzijde geschoven.
3. Ik ken Efraim, en Israel is voor Mij niet verborgen. Waarlijk, nu hebt gij, o Efraim, ontucht bedreven; Israel heeft zich verontreinigd.
4. Hun daden gedogen niet, dat zij zich bekeren tot hun God. Want een geest van ontucht woont in hen, en de Here kennen zij niet.
5. De hoogmoed van Israel getuigt openlijk tegen hem. Israel en Efraim zullen struikelen door hun ongerechtigheid. Ook Juda struikelt met hen.
6. Hun kleinvee en hun runderen zullen zij brengen om de Here te zoeken, maar zij zullen Hem niet vinden: Hij onttrekt Zich aan hen!
7. Tegen de Here hebben zij trouweloos gehandeld, want zij hebben bastaardkinderen verwekt. Nu kan [elke] nieuwe maan hen verteren met hun bezittingen.
8. Blaast de bazuin in Gibea, de trompet in Rama! Maakt alarm in Betawen! Achter u, Benjamin!
9. Tot een woestenij zal Efraim worden ten dage des oordeels. Over de stammen Israels maak Ik bekend wat vast besloten is.
10. De vorsten van Juda zijn als zij die de grenzen verleggen. Op hen zal Ik mijn verbolgenheid uitgieten als water.
11. Verdrukt is Efraim, verpletterd door het recht, omdat hij heeft verkozen het ijdele te volgen.
12. Daarom ben Ik voor Efraim als een mot, en als een beeneter voor het huis van Juda.
13. Toen Efraim zijn krankheid zag, en Juda zijn gezwel, ging Efraim naar Assur en zond boden naar koning Strijdlust. Deze echter kan u geen genezing schenken, en zal het gezwel van u niet wegnemen.
14. Want Ik ben als een leeuw voor Efraim, en als een jonge leeuw voor het huis van Juda. Ik, Ik zal verscheuren en heengaan;
15. Ik zal wegnemen, zonder dat iemand redden kan. Ik zal heengaan, Ik wil wederkeren naar mijn plaats, totdat zij zich schuldig gevoelen en mijn aangezicht zoeken; wanneer het hun bang te moede is, zullen zij verlangend naar Mij uitzien.