Loading...
1. | Maar Job antwoordde en zeide: |
2. | Hoe hebt gij geholpen dien, die zonder kracht is, en behouden den arm, die zonder sterkte is? |
3. | Hoe hebt gij hem geraden, die geen wijsheid heeft, en de zaak, alzo zij is, ten volle bekend gemaakt? |
4. | Aan wien hebt gij die woorden verhaald? En wiens geest is van u uitgegaan? |
5. | De doden zullen geboren worden van onder de wateren, en hun inwoners. |
6. | De hel is naakt voor Hem, en geen deksel is er voor het verderf. |
7. | Hij breidt het noorden uit over het woeste; Hij hangt de aarde aan een niet. |
8. | Hij bindt de wateren in Zijn wolken; nochtans scheurt de wolk daaronder niet. |
9. | Hij houdt het vlakke Zijns troons vast; Hij spreidt Zijn wolk daarover. |
10. | Hij heeft een gezet perk over het vlakke der wateren rondom afgetekend, tot aan de voleinding toe des lichts met de duisternis. |
11. | De pilaren des hemels sidderen, en ontzetten zich voor Zijn schelden. |
12. | Door Zijn kracht klieft Hij de zee, en door Zijn verstand verslaat Hij haar verheffing. |
13. | Door Zijn Geest heeft Hij de hemelen versierd; Zijn hand heeft de langwemelende slang geschapen. |
14. | Ziet, dit zijn maar uiterste einden Zijner wegen; en wat een klein stukje der zaak hebben wij van Hem gehoord? Wie zou dan den donder Zijner mogendheden verstaan? |